LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Grote passies doen kleine passies verbleken

25 mei, 2014
Véronique Pittolo (Douai, 1960) is één van de gasten op het komende Poetry International. In haar poëzie speelt ze graag met verschillende literaire genres en gebruikt ze regelmatig bekende fictieve en non-fictieve elementen om de lezer aldus aan het denken te zetten. Sander de Vaan spr@k met een Française die het bovendien gewoon leuk vindt om te dichten.
 
Wat voor gevoelens moet volgens u een goed gedicht bij u oproepen?
Ik houd van gevoelige gedichten zonder pathos of overdrijving, gedichten die niet de indruk wekken iets te moeten genezen.
De bank van de psychoanalyticus is veel geschikter dan poëzie om de illusie te scheppen dat iets wat niet loopt te genezen: twee of drie kussens voor de benen, mooi, gedimd licht. Maar nu serieus: een goed gedicht roept niet per definitie gevoelens op. Het stemt eerder tot nadenken, dieper dan normaal, en maakt dat je je normale perceptie loslaat en vérder kijkt, in een subtiel gebied waar de werkelijkheid samengevat, gedetailleerd als onder een microscoop komt te liggen.
Een goed gedicht gaat tot de kern der dingen. Je kunt geen komma, witregel of woord wegnemen of toevoegen, zonder dat het geheel daardoor ineenstort.
 
Kunt u hier een aantal verzen citeren van een dichter die u bijzonder aanspreekt?         

Among twenty snowy mountains,
The only moving thing
Was the eye of the blackbird
(…)
The blackbird whirled in the autumn winds.
It was a small part of the pantomime.
(…)
A man and a woman
Are one.
A man and a woman and a blackbird
Are one.

Uit: Wallace Stevens – Thirteen Ways of Looking at a Blackbird
 

Waarom kiest u juist voor deze verzen?
Ik hou van dit gedicht vanwege het pantheïstische aspect. Het toont een versmelting van mens, natuur en dier. 
 
Hoe ontstaat doorgaans een nieuw gedicht van u?
Dat gaat soms heel anekdotisch: een woord, een uitdrukking of een formulering kunnen mijn aandacht trekken en vervolgens krijg ik zin om een en ander op mijn eigen wijze uit te werken in de ruimte en materie die taal ons biedt.
Maar het kan ook een personage betreffen, of een legende, een cliché – in zo’n geval probeer ik dat reeds verzadigde, fictieve materiaal te hernieuwen en te transformeren. Verder kan een gedicht ook ontstaan uit een gevoel of een bepaalde indruk, maar dat komt minder vaak voor.
In ‘Helena Gebruiksaanwijzing’ heb ik op mijn eigen wijze de mythe van Helena van Troje herschreven, in een poging om de positie van de vrouw in een relatie (vroeger en nu) ter discussie te stellen.
Hier een fragment:

“Zie hoe de hemel schaduwen werpt op Helena, die temidden van woeste mannen naar de bedachtzamen zoekt, de inventieven, allen die op avontuur gaan.
Het leger van grommende sandalen….
Bedenk wie in een relatie de eerste stap zal zetten, de interventionist, de praatjesmaker….
Stel je voor wat een verveling dat bij de ander teweegbrengt….”

 
Wat zou er volgens u moeten veranderen aan de positie van de vrouw in een moderne relatie?
De positie van de vrouw in een moderne relatie verkeert in een crisis. Maar dat geldt ook voor de positie van de man. Ik weet niet hoe het er in Nederland aan toegaat, maar in Frankrijk, en in het bijzonder in Parijs, gaan veel stellen van tussen de 45 en 60 jaar scheiden. Misschien moeten we andere vormen van samenleven verzinnen (twee mensen, of één persoon, of meerdere mensen). Met de recente polemiek rond de hervorming van het homohuwelijk in Frankrijk openbaart zich deze crisis: we zien een regressieve trend, een verrechtsing van de samenleving.
 
Zou de poëzie oplossingen voor zo’n crisis kunnen aandragen, zonder daarbij te vervallen tot pamflettisme?
De poëzie vervult an sich geen rol bij het oplossen van de relatiecrisis, maar men kan wél over de relatiecrisis schrijven, of deze als uitgangspunt nemen voor een gedicht. 
Je moet er alleen wel voor oppassen dat je niet met iets probeert af te rekenen. In de literatuur wemelt het wat dit betreft van de teksten over relaties, masochisme, onmogelijke passies, et cetera (Benjamin Constant bijvoorbeeld, en Marcel Proust), maar de poëzie hemelt de relatie als zodanig ook op (neem Paul Éluard). Ik schrijf erover omdat ik dan in sociologisch opzicht kan nadenken over datgene dat niet werkt….
 
U woont in Paris, dé poëtische stad bij uitstek. Zo is er de Pont de Mirabeau, prachtig bezongen door Apollinaire, maar ook het Parque Montsouris, waarover Jacques Prévert het fraaie ‘Le Jardin’ schreef. Heeft de stad uw poëzie beïnvloed?
Ik woon sinds mijn vijftiende in Parijs, maar ik voel hier geen speciale, creatieve of schilderachtige atmosfeer. Natuurlijk, veel schrijvers hebben hier gewoond, waaronder Gertrude Stein, Hemingway, James Joyce en Samuel Beckett… Ik ben dol op Parijs, het is een prachtige, elegante stad, met al die mooie bruggen en pleinen, maar ik zou ook net zo goed ergens anders kunnen schrijven. Als zodanig heeft Parijs geen specifieke invloed op mijn teksten.
 
Welke dichters hebben u beïnvloed?
Dat zijn onder meer de Amerikanen Wallace Stevens, T.S. Elliot, W.C. Williams en J. Ashbery. Franse dichters hebben mij veel minder beïnvloed.
 
De poëzie neemt een marginale plaats in onze samenleving in. Wat drijft u tot het schrijven van gedichten, ondanks het feit dat de media en het grote publiek weinig tot geen aandacht aan de dichtkunst besteden?
Er zijn altijd mensen met interesse voor poëzie. Inderdaad gebeurt dit slechts in kleine kring, maar de dichtkunst blijft ondanks alles zeer dynamisch en vindt altijd en overal lezers. En wat mijzelf betreft? Ik vind het gewoon leuk om te dichten.
 
In uw boek De Revolutie op zak introduceert u historische personages in het hedendaagse leven. U laat bijvoorbeeld De Robespierre, één van de voornaamste exponenten van de Franse Revolutie, de kapper bezoeken en in een wasbak fluimen. We lezen ook: “Op een bepaalde manier benadert de revolutie religie.” Is uw idee over de Franse Revolutie veranderd tijdens het schrijven van uw boek?
Ja, want ik wilde met dit boek het algemene beeld van de Revolutie onderuithalen (De Robespierre werd bijvoorbeeld louter gezien als een monster). Ik wilde de ideeën over de Revolutie uitvlakken en van de hoofdrolspelers poëtische personages uit het dagelijks leven maken. En het was vooral mijn bedoeling om aan te tonen dat de grote democratische gedachte à la Rousseau mislukt is. Dat zien we bijvoorbeeld aan de triomf van het financiële kapitalisme en de laksheid van de sociaaldemocratie jegens de macht van het grote geld.
 
Tot besluit, met welke verzen zou u zich aan het Nederlandse publiek willen voorstellen?

“Stelt u voor: u beleeft een liefdesaffaire onder de wapenen, wie zal er in passie geloven?
Aangezien de liefde revolutionair is en u tijdens een historische omwenteling verliefd bent geworden,
ziet men dat niet.
Grote passies doen kleine passies verbleken.”

La Révolution dans la poche, 2009, éd Al Dante

*

LES GRANDES PASSIONS ÉTEIGNENT LES PETITES

Véronique Pittolo (Douai, 1960) est une des invitées au Festival Poetry International. Sander de Vaan a fait une interview avec elle pour cette occasion. 

À votre avis, quels sentiments doit causer un bon poème?
J’aime un poème s’il est sentimental sans exagération ni pathos, sans donner l’impression de réparer quelque chose. Le divan du psychanalyste est plus efficace que la poésie quand il donne l’illusion de réparer ce qui ne va pas : deux ou trois coussins pour les jambes, une jolie lumière tamisée. Plus sérieusement, un bon poème ne "cause" ni ne provoque systématiquement des "sentiments". Il donne à penser mieux, plus loin, plus profondément, il permet de voir au-delà de nos perceptions habituelles, dans une zone subtile, où la réalité serait comme synthétisée, détaillée au microscope. Un bon poème va à l’essentiel, on ne doit pas pouvoir en ôter ou en ajouter une virgule, un blanc, un mot, sous peine de faire s’effondrer l’ensemble.
 
Pourriez-vous indiquer ici quelques vers d’un poète que vous trouvez extraordinaire?
"Sur vingt montagnes enneigées
La seule chose en mouvement
Etait l’oeil du merle…
 
Le merle tournoyait dans les vents d’automne.
Il n’était qu’une infime partie de la pantomime.
 
Un homme et une femme
Font un.
Une homme, une femme et un merle
Font un".      
 
Wallace Stevens (Treize façons de regarder un merle)
 
Pourquoi vous aimez ces vers?
J’aime ce poème pour son aspect panthéiste, il donne à voir la fusion de l’espèce humaine naturelle animale.
 
Comment naît un nouveau poème?
Ça peut arriver, advenir, d’une manière très anecdotique: un mot, une expression, une formule, m’arrêtent soudain, puis j’ai envie de l’interroger de la développer à ma façon, creuser dans l’espace et la matière du langage. Mais ça peut être aussi un personnage, une légende, un stéréotype, que je prends comme matériau saturé de fiction que je vais essayer de renouveler, transformer. Une sensation aussi oui, mais moins souvent. Dans Hélène mode d’emploi j’ai redéfini à ma façon le mythe d’Hélène de Troie, comme une manière d’interroger la place de la femme dans le couple (antique et moderne). 
Et voici un extrait:
 
    "Vois le ciel jeter des ombres sur Hélène qui se cherche au milieu des hommes fauves, les réfléchis, les inventifs, tous ceux qui partent à l’aventure.   
      L’armée des sandales qui grondent….
      Dans une relation à deux, imagine qui fera le premier pas, l’interventionniste, le bavard….
      Imagine l’ennui qui pointe chez l’autre."
 
A votre avis, qu’est-ce qu’on pourrait changer et améliorer en ce qui concerne la place de la femme dans un couple moderne?
La place de la femme dans un couple moderne est en crise mais la place de l’homme aussi. Je ne sais ce qu’il en est en Hollande mais ici en France et plus particulièrement à Paris, beaucoup de couples entre 45 et 60 ans se séparent; Peut-être y a-t-il d’autres modes de vie à deux à inventer (ou à un, ou à plusieurs). Les récentes polémiques sur la réforme du mariage gay ici, sont révélatrices de cette crise: on va vers des tendances régressives, une droitisation de la société.
 
Est-ce-que la poesie pourrait jouer ici une rôle en proposant des ‘sorties’ d’une crise comme celle-ci? (naturellement sans arriver au ‘pamphlettisme’)
La poésie ne joue pas un rôle de sortie de crise du couple, mais on peut écrire sur ou à partir de la crise du couple. Il faut simplement faire attention de ne pas tomber dans le règlement de compte. La littérature est pleine de pages qui parlent de ça: le couple, le masochisme
la passion impossible etc (Benjamin Constant, Proust), mais il est vrai que le poésie glorifie aussi le couple (Eluard). De mon côté elle me permet de réfléchir sociologiquement à ce qui ne va pas….
 
Vous vivez maintenant à Paris, une ville ‘poétique’ par excellence. Il y a, naturellement, le Pont de Mirabeau, décrit par Apollinaire, mais aussi le très beau ‘Jardin’ au Parc Montsouris, évoquée par Jacques Prévert. Est-ce-que la ville vous sert d’influence?
Paris, j’y vis depuis très longtemps, depuis que j’ai 15 ans, je n’y éprouve pas d’exotisme, de pittoresque, ou d’ambiance créative particulière. De nombreux américains sont venus habiter ici  (G Stein, Hemingway) et aussi, Joyce, Beckett. J’aime Paris, je trouve que c’est une ville esthétiquement belle, élégante, les quais, les ponts, ou les squares, mais je pourrais aussi bien écrire ailleurs, je crois. Paris en tant que ville avec ses particularités n’a pas d’influence sur mes textes.
 
Y a-t-il des poètes qui vous ont inspiré en ce qui concerne votre poésie?
Les poètes qui m’ont inspiré sont les américains Wallace Stevens, T.S. Elliot  W.C. Williams, J. Ashbery, les objectivistes mais peu de français.
 
Dans le monde littéraire, la poésie n’a pas une position très populaire dans notre société actuelle. Quelle est la force qui vous fait écrire des poèmes, malgré l’absence d’attention des medias et du "grand public"?
Il y a toujours des gens pour s’intéresser à la poésie même en petit cercle, un petit réseau de connaisseurs, des revues, ainsi la poésie est tout de même dynamique, elle circule. Ce qui me fait continuer ? Ça me fait plaisir d’écrire, c’est aussi bête que ça.
 
Dans votre livre La Révolution dans la Poche, vous introduisez des personnages historiques dans notre vie actuelle. Par exemple, De Robespierre qui vient de son coiffeur et crache dans une cuvette. On lit aussi: "En un sens, la révolution se rapproche de la religion". Est-ce-que votre idée de la Revolution Française a changé après avoir terminé le livre?
Oui car je l’ai écrit pour briser les images d’Epinal (Terreur, De Robespierre vu comme un monstre, Reine et Roi), j’ai voulu débusquer les idées reçues à propos de la Révolution faire de ses acteurs des personnages poétiques et aussi quotidiens (Saint Just Danton Robespierre), et surtout montrer que les grands idéaux démocratiques, rousseauistes, ont failli comme on le voit dans le triomphe du capitalisme financier et la lâcheté des sociales démocraties actuelles face au pouvoir de l’argent.
 
Avec quels vers vous souhaiteriez vous présenter aux lecteurs hollandais? 
"Imaginez : vous vivez une histoire d’amour sous les drapeaux, qui croira à une passion ? 
Puisque l’amour est révolutionnaire et que vous tombez amoureux lors d’un bouleversement historique,
ça ne se voit pas.
Les grandes passions éteignent les petites."
 
La Révolution dans la poche, 2009, éd Al Dante
 
 

     Andere berichten

Interview Marc Lonneville

‘Spelplezier is belangrijk.’ door Alja Spaan     Marc Lonneville (Brugge, 1957) studeerde taal- en letterkunde aan de...

Interview Christophe Batens

Interview Christophe Batens

‘de basisvoorwaarde ligt in je eigen goesting of urgentie’ door Alja Spaan     Christophe Batens is dichter en beeldend kunstenaar....

Interview Anke Senden

‘Een bundel is voor mij onvermijdelijk één geheel, als een lichaam.’ - - door Monique Wilmer-Leegwater -       De Vlaamse...