LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 180: Adriaan Morriën – Afscheid

14 mei, 2014
door Eric van Loo

Meander Klassieker 180

Eric van Loo trof het gedicht ‘Afscheid’ van Adriaan Morriën aan op de poëziescheurkalender. Op de achterkant stond vermeld, dat dit gedicht op internet ongekend populair is. Reden genoeg om ‘Afscheid’ aan een nadere beschouwing te onderwerpen.

Afscheid

Zul je voorzichtig zijn?

Ik weet wel dat je maar een
boodschap doet
hier om de hoek
en dat je niet gekleed bent voor
een lange reis.

Je kus is licht,
je blik gerust
en vredig zijn je hand en voet.

Maar achter deze hoek
een werelddeel,
achter dit ogenblik
een zee van tijd.

Zul je voorzichtig zijn?


Adriaan Morriën (1912-2002)
Uit: Het gebruik van een wandspiegel (1968)
Uitgever: De Bezige Bij

Het gedicht
De eerste associatie bij de openingsregel is die van een ouder tot een kind. ‘Zul je voorzichtig zijn?’ ‘Pas goed op met oversteken! En niet met vreemde mannen meegaan!’ Maar dan blijkt de aangesprokene een boodschap te doen om de hoek, dus het gaat zeker niet om een heel jong kind. En aan het eind van de strofe raakt het kind definitief uit beeld wanneer op een lange reis wordt gezinspeeld. Een kind maakt geen lange reis, ongeacht de kleding.
Nu ontstaat het beeld van twee waarschijnlijk al wat oudere geliefden, die elkaar zelfs bij het afscheid voor een boodschap om de hoek ten afscheid kussen. Uit de lichte kus en vredige voet spreekt immers een zekere bedaardheid. Het doet me denken aan de documentaire over de onlangs overleden dichter Leo Vroman en zijn vrouw Tineke, op dat moment beiden rond de 90 en wonend in hun flat in Texas. In de documentaire zien we hoe de hoogbejaarde dichter zelfs wanneer hij naar beneden gaat om de post te halen een briefje voor zijn vrouw neerlegt, zodat ze niet schrikt als hij plotseling weg is. En alarm kan slaan als hij niet op tijd terug is. Breekbare liefde die een leven lang meegaat.

Terug naar het gedicht. In de vierde strofe verandert het perspectief volledig. Er gaat opeens een wereld open die achter het alledaagse verscholen ligt. Achter de hoek ligt nog een hoek, een straat en als je maar ver genoeg kijkt een heel werelddeel. Elke stap kan je verder van huis brengen. Zo kan ook elk moment het begin zijn van een ongekende verandering. Mensen verdwijnen soms zomaar op klaarlichte dag, nadat zij de deur uit gingen ‘om een pakje sigaretten te kopen’. Morriën verwoordt dit veel subtieler en suggestiever. Hij laat zien hoe zelfs een alledaagse gebeurtenis deel uitmaakt van een groter geheel, en achteraf misschien een keerpunt kan zijn geweest. De ik uit dit gedicht wenst dit keerpunt niet, hij wil dat de geliefde alle gevaren trotseert en zoals altijd veilig thuiskomt. Maar dan moet deze ‘je’ wel voorzichtig zijn.

Het gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in de bundel Het gebruik van een wandspiegel (1968), en is tevens opgenomen in Oogappel (1986), een bloemlezing uit zijn amoureuze poëzie (1). Uit deze datering valt te herleiden, dat hij hoogstens 56 jaar was toen hij ‘Afscheid’ schreef. De bundel ervoor dateert uit 1962. Voor zover we de ‘ik’ uit het gedicht mogen laten samenvallen met Adriaan Morriën is deze dus van middelbare leeftijd, hetgeen het eerder geopperde idee dat dit gedicht gaat over ‘oudere geliefden’ enigszins weerspreekt. De toon van het gedicht is buitengewoon zachtaardig en teder. De herhaalde oproep ‘Zul je voorzichtig zijn?’ ademt dezelfde sfeer als de regel ‘Laten we zacht zijn voor elkander, kind’ waarmee het gedicht ‘Zwerversliefde’ van A. Roland Holst opent (en sluit!).

Technische analyse
Gezien de onregelmatige strofenopbouw (1-5-3-4-1) is ‘Afscheid’ te beschouwen als een vrij vers. De regellengtes variëren sterk. De derde strofe is opeens opvallend ritmisch, en bestaat feitelijk uit twee viervoetige jamben. De eerste twee korte regels vertonen daarbij kruisend binnenrijm, verder allitereren ‘vredig’ en ‘voet’. Waarschijnlijk heeft de dichter bewust toch voor een opbouw van drie in plaats van twee of vier regels gekozen om deze strofe door zijn regelmatigheid niet te zeer uit de pas te laten lopen met de rest van het gedicht. Dit sluit aan bij de opvattingen van T.S. Eliot over het vrije vers. In zijn beroemde artikel ‘Reflections on Vers Libre’ stelt hij ‘There is no escape from metre; there is only mastery’. Niets is minder vrij dan het vrije vers. De dichter die kiest voor een vrije vorm zal vaak valkuilen van zich opdringend rijm of metrum dienen te vermijden, of er juist op specifieke plaatsen gebruik van maken. Zowel door het ritme als het binnenrijm wordt de aandacht volledig op deze centrale, derde strofe gericht. Dit is het romantische aspect van het gedicht, wat waarschijnlijk in hoge mate bijdraagt aan zijn populariteit.
De inversie in regel 7 (in tegenstelling tot de regels 5 en 6 staat het naamwoordelijk deel van het gezegde hier vooraan de regel) doorbreekt ook de al te sterk optredende regelmaat. Hoe lelijk zou het niet zijn als de dichter consequent doorging met ‘je hand en voet zijn vredig’! Hoewel er geen regelmaat in de eindklanken zit, is er wel een duidelijke consonantie aanwezig: van de veertien regels eindigen er vier op ei/ij klanken en ook vier op een oe-klank. In de voorlaatste strofe is er zowel een inhoudelijke als een klankovereenkomst tussen ‘werelddeel’ en ‘zee’, terwijl er aan het eind van het gedicht ook een sterke alliteratie optreedt met maar liefst vier z-klanken. Door al deze subtiele klankeffecten wordt toch een sterke eenheid in dit ogenschijnlijk zo achteloos en losjes geschreven gedicht tot stand gebracht.

Populariteit
Ik trof ‘Afscheid’ vorig jaar op 10 september aan op de Scheurkalender van de poëzie. Chrétien Breukers signaleerde dat dit gedicht op internet razendpopulair is (‘meer dan duizend treffers’). Dat maakte nieuwsgierig.
De meeste bloggers geven het gedicht zonder verder commentaar weer op hun weblog. Veel moeders moeten aan dit gedicht denken, wanneer zij hun kinderen voor het eerst zelfstandig naar school laten gaan. Anderen zien het vooral als een liefdesgedicht. De betrokkenheid bij de aangesprokene, zelfs als die alleen maar een boodschap om de hoek doet, laat zien hoeveel men om de ander geeft. Maar verreweg het vaakst wordt dit gedicht betrokken op overlijden en rouw. Vaak staat het zonder verder commentaar in de categorie ‘rouw-gedichten’, ik trof het zelfs aan boven een uitvoerig artikel over ‘omgaan met verlies en rouw’, zonder dat er in het artikel zelf maar één keer naar verwezen wordt. Blijkbaar spreekt het voor zich. Maar is dit wel zo logisch?
De aangesprokene in het gedicht is zonder meer in leven, en zal als het goed is over een kwartiertje weer terugkomen. Het gedicht zoomt in op dat korte moment van van elkaar afgescheiden zijn. Ik denk dat in dat moment zowel twijfel aan de liefde naar boven komt (misschien lokt het andere werelddeel wel meer) als bezorgdheid om het welzijn van de geliefde. Eerlijk gezegd snap ik niet wat voor troost er juist van dit gedicht zou uitgaan wanneer iemand na een lang ziekbed gestorven is, laat staan wanneer deze verongelukt is. De herhaalde bezwering ‘zul je voorzichtig zijn’ lijkt me dan weinig op zijn plaats. Terwijl er zoveel andere teksten zijn die ik wel met instemming zou kunnen citeren: ‘zeven maal om de aarde te gaan’ (Gerhardt), ‘niet het snijden doet zo’n pijn’ (Vasalis) enz.
‘Afscheid’ is waarschijnlijk het bekendste gedicht van Adriaan Morriën. Het is in verschillende uitvoeringen als poëzieposter verkrijgbaar (2). In 2005, 3 jaar na zijn overlijden, werd in het plantsoentje voor het huis aan de Plantage Muidergracht waar hij ruim 50 jaar gewoond heeft, een door zijn dochter Adriënne ontworpen hardstenen tafel onthuld, waarin dit gedicht gegraveerd staat.

De schrijver
Adriaan Morriën verwierf bekendheid als schrijver, vertaler, dichter, essayist en redacteur. Hij schreef literaire beschouwingen en recensies voor onder andere Het Parool. Hij was betrokken bij de oprichting van het Fonds voor de Letteren. Als redacteur van een aantal literaire tijdschriften (onder andere Tirade) beoordeelde hij manuscripten. Ook was hij adviseur van de uitgeverijen G.A. van Oorschot en De Bezige Bij (3).
Hij debuteerde in 1935 met een gedicht in Forum. Tussen 1939 (Hartslag) en 1992 (Een toegevoegd zintuig) verschenen een tiental oorspronkelijke bundels van zijn hand. Tot zijn teleurstelling kreeg zijn poëzie relatief weinig waardering. Gerrit Komrij nam slechts vijf (van de maximaal negen) gedichten op in zijn standaardwerk De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in duizend en enige gedichten (1996, 10e druk).
Hij maakte meer naam met zijn literaire essays en zijn redacteurswerk voor uitgeverijen. Een aantal belangrijke schrijvers, onder wie Harry Mulisch, Gerard Reve en W.F. Hermans, werden door hem ‘mede-ontdekt’. Voor zijn vertaalwerk werd hij in 1964 onderscheiden met de Martinus Nijhoff-prijs. In 1999 werd de schrijver vanwege zijn grote verdiensten voor de Nederlandse literatuur benoemd tot Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
In de bundel Het gebruik van een wandspiegel, waarin ‘Afscheid’ voor het eerst werd gepubliceerd, manifesteert Morriën zich nadrukkelijk als erotisch dichter. Niet alleen in het titelgedicht en een groot aantal andere gedichten, maar ook met de omslag van de bundel, die een scabreus tafereel toont, ontleend aan een antiek Indiaas reliëf. De bundel (112 bladzijden) bevat een groot aantal gedichten die nogal uiteenlopen qua onderwerp en vorm. Morriën c.q. zijn redacteur lijken weinig selectief te werk zijn gegaan, de kwaliteit is erg wisselend. Ook het experiment en regelrechte meligheid worden niet geschuwd, met als hoogtepunt het gedicht ‘Kindervraag’: ‘Mama, waar komen de grote mensen vandaan?’ (NB: dit is het hele gedicht!).
Het gedicht ‘Afscheid’ valt in deze bundel op door zijn rustige, evenwichtige toon. Het nodigt de lezer uit om er zijn eigen verhaal bij te denken, meer dan de andere, vaak plastische en anekdotische gedichten die de bundel rijk is. Morriën nam ‘Afscheid’ ook op in de verzamelbundel “Oogappel” (1988), een keuze uit zijn liefdesgedichten, waarvoor hij dat jaar de Herman Gorterprijs ontving.
Adriaan Morriën woonde en werkte van 1947 tot kort voor zijn overlijden in 2002 op de Plantage Muidergracht 3 te Amsterdam. De woning ligt op een rustige plek op een steenworp van Artis, uitkijkend over een plantsoentje met daarachter het water van de Nieuwe Keizersgracht. Maar het Waterlooplein is maar een paar honderd meter verderop, en ook de Wallen en de Dam zijn niet ver verwijderd. Dat maakt de regels ‘achter deze hoek / een werelddeel’ heel tastbaar: in een paar minuten loop je vanaf de rustig gelegen woning een volstrekt andere, exotische wereld in.

____

1) Daarnaast is het gedicht ook opgenomen in de door Esther Naomi Perquin samengestelde bloemlezing Zoals een ster verstand heeft van het licht (Van Oorschot, Amsterdam 2010) en natuurlijk in zijn Verzamelde gedichten (Van Oorschot, Amsterdam 1993).
2) Plint heeft naast de A3-poëzieposter met illustratie van Henk Visch het gedicht ook uitgebracht als raamgedicht, waarbij het gedicht tegen de achtergrond van een weidse wolkenlucht is afgedrukt.
3) Informatie mede ontleend aan Wikipedia en de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren.

 

Eric van Loo

     Andere berichten