LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 206: Lévi Weemoedt – Rijk Verleden

19 okt, 2016
door Jeroen van den Heuvel

Meander Klassieker 206

Lange tijd dacht ik, dat Weemoedt evenals Piet Paaltjens en De Schoolmeester iets uit een ver verleden was. Maar Weemoedt werd in 1948 in Vlaardingen geboren als Izaäk van Wijk, en is nog onder ons. Oktober 2014 verscheen zijn laatste bundel: Met enige vertraging. De titel zinspeelt op de lange radiostilte na Rijk Verleden (1999). Na zijn debuut in 1977 met Geduldig lijden volgden in rap tempo titels als Kleine trilogie der treurigheid, Acte van verlating en Halte tranendal. De vrolijkheid druipt ervan af. Dat geldt ook voor het gedicht ‘Rijk Verleden’, dat Jeroen van den Heuvel deze maand voor ons bespreekt.

Rijk Verleden

Ik was dronken toen ik je ontmoette
Ik was dronken toen ik je verloor
Wat kan er nog een hoop gebeuren
Tussen twee dronkenschappen door


Lévi Weemoedt (1948)

Uit: Rijk Verleden (1999)
Uitgever: Donker

Op de middelbare school lazen we bij Nederlands enkele gedichten van Piet Paaltjens. Mijn leraar Nederlands vond de gedichten van Paaltjens bij uitstek geschikt om ons de twee kanten van humor te onderwijzen. Volgens de klassieke definitie van Aristoteles ontstaat humor immers door de combinatie van het komische en het tragische. Het komische element zorgt ervoor dat je wilt lachen, maar dan besef je dat de situatie erg tragisch is, en sterft de lach op je lippen. Niemand zal het vreemd vinden dat mijn leraar Nederlands dit met de gedichten van Piet Paaltjens illustreerde. Net zoals niemand zal betwisten dat Piet Paaltjens een literaire voorvader van Lévi Weemoedt was.

Humor speelt een belangrijke rol in het werk van Weemoedt. Zo ook in het korte gedicht ‘Rijk Verleden’, misschien wel zijn beste gedicht. In de vier regels die het telt, weet Weemoedt verschillende komische effecten te bereiken. Zo zijn de eerste twee regels vrijwel hetzelfde. Ze verschillen alleen in het laatste woord. De herhaling van het grootste deel van de zin geeft een komisch effect. Verder beginnen ze met de woorden ‘ik was dronken toen…’ en dat is hoe je een grap gaat vertellen. Niemand begint zo een levensveranderend verhaal. Behalve de dichter. Want de dichter Weemoedt vertelt hier in vier regeltjes een schokkend verhaal. Misschien wel een verhaal dat het grootste deel van een leven beslaat. Dat weten we niet zeker. Zoals we ook alleen maar kunnen aannemen dat de ‘je’ uit het gedicht belangrijk was voor de ‘ik’. Maar de mededeling dat er een ‘hoop’ gebeurd is tussen het moment dat de ‘ik’ en de ‘je’ elkaar ontmoetten, en het moment dat de ‘ik’ de ‘je’ verloor, doet vermoeden van wel: ze hebben samen een ‘hoop’ meegemaakt. En zo kom ik op het volgende komische effect: want dat staat er helemaal niet. Dit gedicht bevat namelijk drie mededelingen: 1) de ‘ik’ was dronken toen hij of zij de ‘je’ ontmoette, 2) de ‘ik’ was dronken toen hij of zij de ‘je’ verloor, en 3) een algemene afstandelijke mededeling dat er veel kan gebeuren tussen twee dronkenschappen door. Het gedicht suggereert dat de dronkenschappen vermeld in de eerste twee mededelingen dezelfde zijn als de ‘twee dronkenschappen’ in de laatste mededeling, maar zeker is het niet. Zoals het gedicht ook suggereert dat er ‘een hoop’ gebeurd is, terwijl er staat dat er een hoop gebeuren kan. Die overgang van twee persoonlijke mededelingen naar een onderkoelde algemene opmerking zorgt ook voor een komisch effect. Vooral omdat de tweede persoonlijke mededeling vol tragiek zit. Een tragiek die met name wordt uitgesproken door het woord ‘verloor’. Mijn eerste gedachte was dat het hier een geliefde betrof, en dat ‘verloor’ de beëindiging van de liefdesrelatie door de ‘je’ betekende. En hoewel dat zeker een voor de hand liggende lezing is, laat het gedicht ruimte voor meer tragiek. De geliefde zou ook best ‘verloren’ kunnen zijn door bijvoorbeeld een verkeersongeluk of een dodelijke ziekte. Daarover geeft het gedicht geen nadere informatie. Het is ook mogelijk dat het hier geen geliefde betreft, maar bijvoorbeeld een goede vriend of vriendin.

De tragiek gaat in dit gedicht nog dieper dan de diepte die het woord ‘verloor’ oproept. Er zijn in dit gedicht twee elementen dominant: het woord ‘dronken’ (komt drie keer voor, waarvan één keer in een samenstelling) en een leemte. Met leemte bedoel ik dat het grootste deel van waar dit gedicht over gaat niet verteld wordt. Vandaar dat we kunnen speculeren over de relatie van de ‘ik’ en de ‘je’, wat ‘verloor’ allemaal kan betekenen en hoeveel tijd er eigenlijk tussen de eerste en de tweede dronkenschap verstreken is. Dat is een belangrijke kracht van het gedicht. Maar de combinatie met de prominente rol voor ‘dronken’ doet vermoeden dat de ‘ik’ dat zelf ook allemaal niet meer weet. Geregelde dronkenschap, waarvan hier blijkbaar sprake is, zorgt voor gaten in het geheugen. Is het daarom dat de ‘ik’ de belevenissen met de ‘je’ aanduidt met een vaag en afstandelijk ‘een hoop’? In die zin is de titel ‘Rijk Verleden’ uiterst ironisch. Want hoe ‘rijk’ was dat verleden voor de ‘ik’ als hij of zij er zich weinig meer van herinnert? Ook de aanduiding ‘een hoop’ kunnen we ironisch opvatten. De centrale rol die de leemte in dit gedicht speelt gecombineerd met de vage mededeling dat er ‘een hoop’ gebeuren ‘kan’, doet vermoeden dat er juist bijzonder weinig opzienbarends gebeurd is. Van de andere kant: blijkbaar heeft de ‘ik’ een betekenisvolle relatie gehad met de ‘je’. En dus geluk gekend, maar ook heeft de ‘ik’ het verlies van de ‘je’ te verwerken gehad. Dus inderdaad een verleden met rijke ervaringen. Hoewel ook hier de ironie onderhuids aanwezig is, en het tegengestelde ook best het geval zou kunnen zijn.

De tragiek gaat misschien zelfs nog een stap verder. Op de achtergrond sluimert de mogelijkheid dat het ‘verlies’ juist veroorzaakt is door de dronkenschap(pen) van de ‘ik’. In het geval van een breuk in de liefdesrelatie van de ‘ik’ met de ‘je’ is dat begrijpelijk: geregelde dronkenschap doet een relatie over het algemeen weinig goed. De ‘ik’ heeft hier schuld. Een schuld die nog veel groter is als het verlies een dodelijk ongeluk betreft. Is dat waarom het gedicht is geschreven? De ‘ik’ is de vertelinstantie. De houding die hij of zij in dit gedicht aanneemt, komt overeen met het cliché imago van de dichter als bohemien. De vrijbuiter die er maar op los leeft. Die te lui is om echt werk te verrichten en de eerste versregel gewoon herhaalt en slechts één woordje verandert. De lichte toon van het gedicht bevestigt dit beeld. De ‘ik’ lijkt het verlies, waaraan hij of zij mogelijk schuldig is, eenvoudig van zich af te schudden.
Maar onder de lichte toon schuilt de tragiek, die het andere clichébeeld van de dichter oproept: die van getormenteerde ziel. Die schrijft uit een soort psychische noodzaak, om al het ongeluk in zijn of haar leven een plaats te geven.

Ik had het hierboven over het komische effect van de overgang van de tweede regel naar de derde regel. Die overgang wordt niet alleen gemarkeerd door de tegenstelling persoonlijk – algemeen. Het is ook de overgang van verleden (!) tijd naar tegenwoordige tijd. Tevens gaat het gedicht hier over van mededelingen van één regel naar een mededeling die twee regels beslaat (hoewel het gedicht geen leestekens kent). Het metrum speelt aan het einde van de tweede regel mee om de tragiek van ‘verloor’ te vergroten. De tweede regel volgt het metrum van de eerste regel op de voet (hoe kan het ook anders als de regel met identieke woorden begint), maar mist een lettergreep om dit metrum te vervolmaken. Hierdoor ontstaat de indruk van een versregel die afgekapt wordt – zoals ook de tijd van de ‘ik’ en ‘je’ samen ten einde is.
Het aantal lettergrepen speelt trouwens een interessante rol in dit gedicht. De eerste regel kent tien lettergrepen, de tweede en derde regel hebben er beide negen en de vierde en laatste regel bestaat uit slechts acht lettergrepen. Omdat we van boven naar beneden lezen, neemt het aantal lettergrepen dus af. In het licht van de titel ‘Rijk Verleden’ lijkt het verleden zo ‘rijker’ te zijn. Misschien was vroeger niet alles beter, maar er waren in ieder geval meer lettergrepen. En bij extrapolatie was er in het verleden blijkbaar meer om over te vertellen. In ieder geval lijkt het afnemende aantal lettergrepen te wijzen op een magere toekomst. Waarin de ‘ik’ het niet alleen zonder de ‘je’ moet stellen, maar ook steeds minder lettergrepen ter beschikking heeft.

De tijd speelt zo een belangrijke rol. Het tijdsbegrip dat uit dit gedicht spreekt, lijkt op een spiraal. Het is cyclisch zoals aangegeven door de herhaling van de dronkenschappen. De ‘ik’ bevindt zich twee keer in een soortgelijke situatie. Het cyclische karakter wordt versterkt door de herhaling van het grootste deel van de eerste versregel. Van de andere kant is er wel degelijk sprake van een voortgang. De twee dronkenschappen zijn niet precies hetzelfde: in het eerste geval ging het over een ontmoeting, en in het tweede geval over een verlies. De verandering van het woord aan het einde van de herhaalde versregel maakt dat duidelijk. Ook het aantal lettergrepen wijst op dit meer lineaire tijdsaspect, net als de overgang van verleden naar tegenwoordige tijd en de verschuiving van persoonlijke naar algemene mededelingen. Gecombineerd roepen het lineaire en het cyclische een spiraal in gedachten. De ontmoeting betekent een nieuw begin. Het verlies betekent een einde. Begin en einde lijken sterk op elkaar, want vinden in vergelijkbare omstandigheden (dronkenschap) plaats. Ook beschrijft het gedicht beide gebeurtenissen in bijna exact dezelfde woorden: alleen het cruciale woord verschilt. En zo spreekt uit het gedicht een circle-of-life-achtig tijdsbegrip van geboorte en dood, creatie en annihilatie, opkomst en verval. Door de onontkoombaarheid van dit patroon ontstaat een soort berusting. Het gedicht neemt afstand van het persoonlijke door over te gaan naar een algemene mededeling in de laatste twee versregels. Dit afstand nemen is een wezenlijk onderdeel van de berusting in ‘Rijk Verleden’, zoals het ook onderdeel is van de humor. Berusting en humor zijn de twee elementen in dit gedicht die een diepe tragiek aanvaardbaar maken.


Jeroen van den Heuvel

     Andere berichten