LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Paul Hautmans

7 mrt, 2020

Paul Hautmans (Valkenburg a/d Geul, 1948), schrijft gedichten om de complexe werkelijkheid waarin we leven enigszins te kunnen bevatten en draaglijk te maken. Werkt in het hoger onderwijs en coacht jonge mensen in hun zoektocht. Hij publiceerde een halve eeuw geleden een paar bundels bij Opwenteling.

foto Bas Duijs


De koele nachtmist wast de dag nog bleker,

legt hem de bleke ochtend om, waaieren aders uit,
klimt een kinderlied huishoog,
stoot het plein vreemde mannen af,
verdrinkt water zijn hoofd,

schuift brood aan zijn oog voorbij,
leest de krant een stuk over Soleimani,
stroomt koffie zijn keel in,
vult een tas zich met handelswaar,
opent een woord zijn mond,
klampt de deur zich aan het slot.

Uit het glazen meer stijgen zwanen op, breken
de wolken. Stilte geeft een hoop gedoe
voor wie van kermis houdt. In de landstaal
van al die mannen fietst hij verder
waarheen de weg hem brengt.

Milde vragen stelt hij waar de zon zich aan warmt,
of zijn kat weet heeft van grammatica,
maar wie is het dan die zingt?*

“Maar wie is het dan die zingt?”, Michael Palmer in ‘Brief aan Rotterdam’
Autopsie van het fluisteren

Begin nu Zeg Ik heb de tijd opgehangen,
mijn stem in de kantlijn,
lange doorhalen tot diep in de regel,
een half woord nog
leesbaar tot onleesbaarheid
verwekt

Je zou toch iets voor me meebrengen Ik hoor je adem
maar onhoorbaar wat je huid fluistert,
wat je adem inhoudt en hoe vaak
en hoe flinterdun
ik mezelf hoor in jou

Van bovenaf kijken brengt ongeluk Zadelpijn omdat lezen
je achterste openrijt En toch En toch En toch
Luister hoe de kat luistert Met je tong zijwaarts
je tong, je tong Mag het iets meer zijn?

Zo’n hart zou ik ook willen, een ontspiegeld hart
een masterplan van omleidingen, gifgroene bewegingen
van de alsmaar uitdijende Ongemak Wasem
is de bron van poëzie
Voorstand

Van huis weg, het dagvlees nog in de tas,
of naar huis onderweg
of daar al voorbij en omgekeerd?

Ik slaap staande in mijn waan
je dijen gladstrijkend
mijn handvel jouw beenhuid,
niets daartussen dat smelt.

Ik spreek je toe, til je met één vinger op.
Kijk nog maar eens goed, zeg ik
dezelfde zwaarte zoveel lichter.

Ik weet dat ik dit ga vergeten
en weet niet dat ik het al vergeten ben,
ooit teruggesnoeid tot waar het begon.

     Andere berichten

Annemie Deckmyn

Annemie Deckmyn (Gent, 1955). Zij studeerde Sociale Verpleegkunde en volgde aansluitend een lerarenopleiding. Na een korte verkenning van...

Elise Vos

Elise Vos (°1984) is slavist en dichter. Haar gedichten worden gekenmerkt door vrouwelijkheid, folkloristische elementen en een...

Kinderpoëzie (III)

Kinderpoëzie (III)

‘Waarom leest iemand geen gedichten? Omdat iedereen (en die iedereen heeft nooit gedichten gelezen) zegt dat gedichten moeilijk zijn, dat...