LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Rob de Vos-prijs 2022 Eervolle vermeldingen (I)

19 okt, 2022

De winnaars van de Rob de Vos-prijs 2022 zijn inmiddels bekend, maar er waren in het totaal tien genomineerden. Vandaag stellen we de eerste vier dichters voor en hun gedichten. Zij krijgen een eervolle vermelding vanwege de hoge kwaliteit van hun gedichten. De jury geeft opnieuw vakkundig commentaar. Klik hier voor het thema.

(Foto Guus Madern)

Fred Tak (1955) was tot voor kort docent natuurkunde aan de hoogste klassen van het VWO en de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is schrijver, wetenschapsfilosoof en dichter. Gedichten van hem verschenen in diverse literaire magazines en hij heeft twee dichtbundels op zijn naam staan. Hij bereikte al acht keer de top 100 van De Gedichtenwedstrijd (de Turing). Zijn gedichten komen bij poëziewedstrijden dus wel vaker bovendrijven.

Laatste vlucht

Je leven lang al lagen de vogels
opgevouwen in jouw hoofd.

Af en toe vloog er één je mond uit
in korte vleugelslag
zingend als een merel in de ochtend.

Er is verdriet, we zijn je kwijt
in handen rust en stil gevouwen
maar kijk, daar omhoog
de vogel die daar fladdert
dat ben jij
en die ook, en die ook.

Ondertussen zien we hele zwermen
aan ons voorbij trekken, dansend in de lucht
ben jij overal om ons heen, rennen wij
met z’n allen langs de vloedlijn

zwaaien we jou vol liefde uit.

Jurycommentaar Hettie Marzak

Dit gedicht laat zien dat niet elk afscheid zwaar hoeft te zijn om indruk te maken. Op liefdevolle en tedere wijze wordt hier afscheid genomen van een overledene in een schijnbaar eenvoudig gedicht, waar vogels als metafoor en symbooldragers doorheen vliegen.
De opgevouwen vogels in het hoofd van de aangesprokene duiden op mogelijkheden die niet ten volle benut konden worden; het beeld van de gevouwen handen op het sterfbed weerspiegelt dit.

De vorm van het gedicht is eveneens bedrieglijk eenvoudig: de ‘korte vleugelslag’ maakt deel uit van een korte versregel en de zin waar het om draait: ‘dat ben jij’, springt er ook visueel uit. De opbouw van het gedicht laat zien dat de eerste drie strofen oplopen in het aantal versregels, om vervolgens weer af te nemen tot aan die laatste betekenisvolle versregel.
Het is een liefdevol en behoedzaam gedicht met de troostrijke gedachte: ‘ben jij overal om ons heen’ dat weergegeven wordt door de zwermen vogels. Wie ooit een vlucht spreeuwen heeft zien golven door de lucht, kan zich iets voorstellen bij dit beeld. ‘vol liefde’ wordt de as van de overledene aan de golven van de zee meegegeven; die liefde heeft de dichter in dit gedicht meer dan duidelijk weten te maken.

________________________________________________________________________

(Foto Maarten Boswijk)

Lieke Gorter (1989) studeert Poëzie aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Ze is net begonnen aan haar afstudeerjaar waarin ze begeleid wordt door dichter Sasja Janssen. Met haar gedicht ‘HUIS’ won ze de tweede prijs van De Gedichtenwedstrijd 2022. Naar aanleiding daarvan sprak Annet Zaagsma met haar. Het interview is hier te lezen. Lieke treedt graag op en was een van de dichters die afgelopen zomer te beluisteren was bij het festival Dichters in de Prinsentuin. Je mag wel zeggen dat ze momenteel aardig aan de poëtische weg timmert.

Ochtendmelodie

ik leg mijn herinneringen als kiezelstenen
langs de rand van het meer

water weet
van de vreemde vrouw

ze kan nog niet zwemmen
ogen wijd en anders

ziet in alles nacht
laat zich opjagen door het licht

haar naam is parasiet
ze verstopt zich onder mijn huid

als ik mijn ogen open doe
ruisen we

in het strand van steen
zonder haar geen omrollen en zien

waar ik al die tijd
op leunde bodemloos

ze zegt de ochtendmelodie is grijs
terwijl ik zilver zing, het laagje glans

om niet tot de bodem te zakken
de geur van gedode vissen

was je niet van me af

hoe de zon blijft branden
hoe we de zon vergeten

en lachen zonder mond

Jurycommentaar Herbert Mouwen

Ochtendmelodie is in zijn pure eenvoud een fraai geschreven gedicht, maar ook een gedicht dat zich inhoudelijk niet zomaar prijsgeeft. Het blijft een tekst waaraan ik bij herlezing telkens nieuwe betekenissen kan geven en dat ook probeer. Als lezer kom je uit bij een kenmerkende eigenschap van een poëtische tekst. Bij goede poëzie is er geen vaststaande betekenis van de dichter die aan de lezer wordt opgedrongen. Nee, het is aan de lezer bij elke lezing opnieuw betekenis aan het gedicht te geven. Dat wil zeggen dat vragen onbeantwoord kunnen blijven of op meerdere wijzen beantwoord kunnen worden. Enkele van die vragen. Waarom heet het gedicht ‘Ochtendmelodie’? Is de ‘ik’-figuur in het gedicht ‘de vreemde vrouw’ zelf of is er echt sprake van een andere vrouw? Zijn ‘nacht’ en ‘licht’ in strofe 4 metaforen? Zo ja, waar staan ze dan voor? Is de vreemde vrouw somber en laat ze zich opjagen? Waarom heet de vreemdeling ‘parasiet’? Ze schijnt onder de huid te zitten en er is een verbinding (‘ik’ word ‘we’): ‘als ik mijn ogen open doe / ruisen we’. Wat is die verbinding precies? Het is voortdurend kiezen welke versregels een eenheid vormen en welke niet. De dubbele betekenis van ‘was je niet van me af’ is opvallend. Aan welke versregel(s) koppel je dit? Elke keuze levert een andere interpretatie op die verrassend kan zijn of waarmee je als lezer vastloopt. Kortom, wat is nu precies ‘het laagje glans’ van dit gedicht?

________________________________________________________________________

(Foto Inta Nahajetlan)

Martine Brander (1975) studeerde Geschiedenis in Groningen en Illustratie aan de Kunstacademie van Enschede.
In haar vroegere schoolrapporten werd meermalen de vraag gesteld: Wat wil je later worden als je groot bent? Haar antwoord was altijd: schrijver. Onlangs heeft ze besloten dat later nu is, en zij groot. Zodoende studeert ze aan de Schrijversvakschool in Groningen. Haar hart ligt zowel bij poëzie als bij proza. Drie keer raden welk advies wij haar zouden geven.

Tussenslaap

Een deur klapt dicht, een zandpad knarst, en ergens in de bergen
verslikt een haan zich in zijn kraai en kukelt weer in slaap.
Een tractor maait, want vroeg is koel, alle lavendelvelden,
ik gaap en veeg bezweet mijn verse dromen op een hoop.

Er was: een jongen zonder naam die ik mijn hele leven kende,
hij liep over de rand van een fontein die vogels spoot.
De sfeer was zacht, accordeons, en onder de platanen danste
mijn jong geworden oma met viooltjes rond het hoofd.

Er was een schommel die kwam zakken uit het donker en het meisje,
dat erop klom en meteen verdween in vroeger of in straks.
En in het huis met houten deuren die potdicht gespijkerd waren lag
het boek dat steeds in brand vloog wanneer ik het opensloeg.

Er is het licht dat door de kieren van de luiken op het bed kruipt;
de opgestane dag: douche thee toast krant tas jas fiets plein.
Daarna het langzame besef dat als een mistwolk aan komt drijven:
ik lig alleen hier naast de afdruk van jouw lijf op het matras.

De zon klimt op, een schaduw valt, en ergens in de bergen
schrikt de haan op van zijn stok en pikt wat doelloos om zich heen.
De tractor hakt, het veld is kaal, de lucht is zwaar van paarse geur,
ik kleur, schud levenloze lakens op en zoen jouw kussensloop.

Jurycommentaar Peter Vermaat

Het oproepen van hoop in een op het eerste gedicht nauwelijks hoopgevend gedicht: dat is wat een goede dichter vermag. In mijn ogen is dit kopje-onder-duwen van de lezer in lichte ontregeling een van de mooiste en daarom ook een van de meest belangrijke waarden van poëzie. In dit gedicht lijken we ons met de dichter te bevinden in een tussengebied tussen slapen en waken, tussen vroeger en later, tussen wat was en wat niet geworden is. Fraai en humoristisch is ‘verslikt een haan zich in zijn kraai en kukelt weer in slaap’, deels als ingrediënt voor een schijnbaar terloopse ochtend of avond ‘ergens in de bergen’ (hij komt ook in de laatste strofe terug), maar deels ook om te duiden dat er iets niet pluis is: hanen horen bij zonsopgang te kraaien en niet weer in te dutten en zich te verslapen. Ook uit het vervolg blijkt dat er het een en ander ontbreekt: het meisje dat ‘meteen verdween in vroeger of in straks’ en ‘de afdruk van jouw lijf’ en ‘levenloze lakens’. Hier mist iets, letterlijk, het ontbreekt de ik-persoon aan iets essentieels.

Ook al lees je het gedicht vaker (een daartoe nodigt het ook uit), je komt er steeds niet helemaal achter wat er staat. Wat is toch ‘het boek dat steeds in brand vloog’ (een mooi beeld trouwens) en wie is die ‘jij’? Je kunt ermee uit de voeten dat het meisje de jonge versie is van de oma van de ik-persoon, die er nu niet meer is en aan wier huis de ik-figuur een bezoek brengt. Tegelijkertijd zweeft er de suggestie dat die ‘jij’ een verloren liefde van de ik-figuur is. Naast de inhoud brengt ook de vorm veel moois: naast zinvolle beeldspraak vooral klank en ritme, waarin je met het meisje met viooltjes om het hoofd meedanst door het vage gebied tussen ooit en straks, waarbij associaties met ‘bijslaap’ en ‘doodsslaap’ elkaar afwisselen.

__________________________________________________________________________

Stevine Groenen (1964) schrijft gedichten, verhalen en literaire non-fictie. Poëzie was haar eerste liefde. Ze studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en Algemene Letteren aan de Rijksuniversiteit Groningen. De poëzie van Emily Dickinson inspireerde haar om bij gelegenheid een gevallen roodborstje terug te brengen naar zijn nest. Tenslotte stond ze zichzelf toe zich te wijden aan het schrijverschap. Stevine heeft de bundel Klein landschap op haar naam staan en werd al eens door Meander geïnterviewd. Hier terug te lezen.

Overdracht

Juffrouw en ik: in het heen-en-weer-schrift
berichtten we elkaar dagelijks
over mijn raadselkind.

Hoe de ochtend gevallen was, de cijfers
niet in hokjes pasten, de woorden niet op lijnen.
Dat hij een engel getekend had.

Elke middag kwam zij met hem aan de hand
naar het schoolhek, maakte ik me los
uit de menigte beste stuurvrouwen.

Ze legde even haar hand op zijn hoofd en
gaf me het schrift. Hij trok zich terug in zijn schelp,
zweefde met dromerige ogen
naar de wereld van vogels en vissen.

Jurycommentaar Janine Jongsma

Het zakelijk klinkende ‘Overdracht’ is goed gevonden als titel voor dit gedicht. In de letterlijke zin klopt het namelijk, de juf draagt het kind over aan de moeder. Het staat alleen haaks op het beeld van een kind dat zelfstandig richting moeder rent, zoals gebruikelijk is. Mij raakt dit gedicht omdat ik twintig jaar geleden zelf zo’n moeder was die het heen-en-weer-schrift deelde met de juffrouw. Ik had zo’n ‘raadselkind’, wat overigens een mooie vondst is om een kind te duiden dat afwijkt in zijn gedrag. Het is een ogenschijnlijk eenvoudig gedicht, een simpel tafereeltje aan het schoolhek, maar niets is minder waar. Je proeft zonder dat het gezegd wordt de onmacht van moeder die er alles aan wil doen om haar kind goed in zijn vel te laten zitten. Die zo graag van de juf eens hoort dat het vandaag wel goed ging met haar zoon op school. Haar kind is namelijk ook vaak een raadsel voor haar, wat gaat er in zijn hoofd niet allemaal om?

En nee, goed ging het die ochtend niet op school, er staat namelijk niet hoe de ochtend haar kind bevallen was, maar ‘hoe de ochtend gevallen was’. Dit duidt erop dat de ochtenden hem in de regel zwaar vallen en dat blijkt ook die ochtend weer. Er staat: ‘ [hoe] de cijfers niet in hokjes pasten, de woorden niet op lijnen’, een subtiele verwijzing naar het kind dat niet in een hokje valt te plaatsen en buiten de lijntjes kleurt. Mooi omschreven zijn de andere moeders op het plein, degenen met kinderen die zich wel aanpassen, en daarom denken het beter te weten: ‘De menigte beste stuurvrouwen’, afgeleid van het spreekwoord: de beste stuurlui staan aan wal. De juf staat ook machteloos, doet haar best en heeft medelijden met het kind. Dat lezen we af uit de hand die ze op zijn hoofd legt. Zo’n gebaar spreekt voor zich. Bij het terugtrekken in zijn ‘schelp’ denk je meteen aan de uitdrukking: zo gesloten als een oester. Passend is het thema dat terugkomt in de laatste zin; ‘de wereld van vogels en vissen’, een droombeeld. Wat verder opvalt is het goed gebruik van assonantie en alliteratie wat de klank ten goede komt. In de eerste strofe bijvoorbeeld met de i-klank in: ‘ik’ ‘schrift’ ‘bericht’ en ‘kind’. Al met al een fijn gedicht.

     Andere berichten

Wim Meyles – Vrolijk en vilein

Wim Meyles – Vrolijk en vilein

De dertigste bundel vol taalhumor door Inge Boulonois - - Weinig dichters zijn zo creatief en productief als Wim Meyles (1949). In 2020...