De Rob de Vos-prijs 2025 is gewonnen door Rik Dereeper
De winnaars van onze poëziewedstrijd zijn bekend! Waarom sprongen deze inzendingen eruit voor de jury? Wie zijn de dichters van de top 3? Hoe werden zij geïnspireerd door het thema Dwalen?
Rik Dereeper gaat er met de Rob de Vos-trofee vandoor voor zijn gedicht ‘Veldstraat 39’ en daarnaast ontvangen de eerste, tweede én derde prijswinnaar een artprint van hun gedicht gecombineerd met beeld, gemaakt door beeldend kunstenaar Mirian Jacobs.
De zeven eervolle vermeldingen kun je hier en hier terugvinden. Op 8 december publiceren we het algemene juryrapport.
De eerste prijs
Rik Dereeper (1962). Gedichten van zijn hand verschenen in diverse literaire tijdschriften, zoals in Het Liegend Konijn, Poëziekrant en De Gids. Als deelnemer aan poëziewedstrijden werd hij onder meer driemaal laureaat van de Literaire Prijs van de stad Harelbeke en mocht hij in Amsterdam zowel de Plantage Poëzieprijs als de derde prijs van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd in ontvangst nemen.
–
Hij zal het woonhuis op een middag amper vinden,
mokkend dat geen vrouw aan tafel op hem wacht.
De torenklok zal twaalf keer slaan. Zijn oude benen
zullen naar ervaring zoeken, de gewoonte volgen
om voorbij de boerderij te sjokken, dan naar links
–
of rechts? Geen woning kan zo vlug verplaatst, zo
stiekem afgebroken. De verwondering zal komen
over warmte uit het asfalt, bomen langs het fietspad,
struikgewas dat zoemend zingt en zweet dat parelt.
Tot een vreemde mee zal gaan, het huis weet staan.
–
Maar vader loopt op deze feiten liever niet vooruit.
Hij moet nog eerst de lente halen, zalf proberen,
zijn gebit betalen, moet nog zonder vrouw en verte
leren leven, moet nog lelijker de benen slepen en
hun dwalen op een julidag bij voorbaat al vergeven.
Jurycommentaar van Marc Bruynseraede en van organisator Monique Wilmer-Leegwater
In ‘Veldstraat 39’ heeft de dichter het thema ‘Dwalen’ treffend weergegeven. Het gedicht ontroert door zijn sobere toon en precieze waarneming van ouderdom, herinnering en verlies. Met groot inlevingsvermogen en zuivere formulering laat de dichter verstaan wat het is aan dementie te lijden. De Jury werd getroffen door de heldere, beheerste taal, waarmee de dichter een man schetst die, op weg naar een huis dat ooit zijn huis was, letterlijk en figuurlijk de weg kwijt is. De twijfel, stuurloosheid, slepende traagheid geven gestalte aan de tragiek. Bij mij kwam het beeld voor ogen van ‘De aardappeleters’ van Vincent Van Gogh: het schaarse licht, het duistere van de scène, de onontkoombaarheid der dingen weegt door in de woorden van de dichter.
De zinnen ademen rust, onzekerheid en melancholie. De dichter vermijdt sentiment en kiest voor kleine observaties: het slaan van de torenklok, het zweet dat parelt, het zoemen van het struikgewas. Juist die details maken de emotie tastbaar, zonder ze te benoemen. Het gedicht toont beheersing, de dichter ademt stilte en suggestie uit.
Thematisch is het werk sterk gelaagd. Achter de zoektocht naar een adres schuilt het besef van het verdwalen in tijd en geheugen. De man zal ‘het woonhuis op een middag amper vinden’ en dat zal – in de toekomende tijd – legt een zachte voorbode van verlies. De slotstrofe brengt een indrukwekkende verschuiving: van concrete handelingen (‘zalf proberen’, ‘zijn gebit betalen’) naar een bijna metafysische aanvaarding van vergankelijkheid.
Vormgeving en taalgebruik zijn klassiek, gestructureerd in strofen van driemaal vijf versregels. De onderliggende betekenis in sober beeldgebruik, zonder taaltechnische kunstgrepen, vormgegeven.
Veldstraat 39 is een ingetogen miniatuur over ouder worden, geheugenverlies en het langzaam verdwijnen van wat eens vanzelfsprekend was. De dichter roept in enkele strofen een wereld van weemoed op, zonder één woord teveel.
Een gedicht dat staat als een huis. Het huis waarnaar de getroffene op zoek is.
——————————–
De tweede prijs
Koenrad Moerman (1961) studeerde wijsbegeerte en communicatiewetenschap, werkt voor een adviesraad duurzame ontwikkeling en schrijft ’s avonds gedichten. Enkele ervan werden bekroond, onder meer met de Poëzieprijs stad Harelbeke (2019) en de poëzieprijs Boontje (2022). Hij publiceerde in Het Liegend Konijn en andere tijdschriften.
–
Afwas gedaan, het huis in slaap. Door de wasem
op het raam klimt plots de volle maan: het witte
licht verblindt, verhit. Hij moet hier weg, hij stikt
in deze staat. Verlossing wacht in de stad
–
bij nacht. Driften door de straten. Daar is de man.
Geen namen. Aannemen, betalen. De witte
hitte jaagt, pupillen wijd, hij weet het kan weer
bevrijd oneindig klaar tot de maan vervaagt
–
en hij in het ochtendlicht een lichaam vindt in bed.
Het beweegt, vervult nauwgezet de rituelen:
opstaan, wassen, aankleden, scheren. Hij herkent
–
de man in de spiegel, vader tekent present
aan tafel, ontdooit ontbijtspek in de magnetron.
Door de wasem op het raam verrijst een fletse zon.
Jurycommentaar van voorzitter Peter Vermaat
‘Afwas gedaan’. Meer dagelijks, meer doodgewoon en onschadelijk kunt je een gedicht nauwelijks beginnen. Als lezer leggen we, samen met het lyrisch ik, de afwaskwast terug op het aanrecht en stellen vast dat ‘het huis in slaap’ verkeert: niemand aanwezig als aanleiding of afleiding.
Het volgende ogenblik ‘klimt plots de volle maa’ en verblindt het witte licht, waardoor het lyrisch ik, de man, het huis uit gejaagd wordt, de straat op in de stad, waar hij na een transactie bij een naamloze man ‘de witte hitte’ die ‘jaagt’ tot rust kan brengen met ‘pupillen wijd’. De volgende ochtend hervindt hij zich in het ritueel en in de omvang van wie hij geacht wordt te zijn: ‘vader tekent present / aan tafel’.
Twee aspecten van de vorm van dit gedacht vallen op. Eerst is dat de manier waarop het tempo van de beschreven gebeurtenissen wordt ondersteund door de klank: aa- en i-klanken die in het eerste deel de snelheid opjagen en hoog houden en vervolgens de ee- en oo-klanken die in het tweede deel de rust ondersteunen. Daarnaast blijkt in dit sonnet het afsluitende sextet te rijmen (herkent/present, magnetron/zon), terwijl het octaaf geheel ‘ongerijmd’ is. Ook hiermee merkt de lezer (bewust of onbewust, afhankelijk van zijn ervaring) de eenheid van inhoud en vorm.
Wie dit gedicht leest als een verslag van een verslaving, zal daar weinig argumenten tegenin kunnen brengen. Het wit, het jagende, de anonieme transactie die de ik tot rust brengt en de wijde pupillen laten weinig te raden over. Maar daarbij blijft het niet. Zowel de titel als de volle maan suggereren voldoende om te denken aan een weerwolf, de diep in het bloed verborgen woede die er op willekeurige momenten uitbarst en misschien wel door een verdovend middel moet worden onderdrukt om verschrikkingen te voorkomen. We lezen van een ‘vader’ die ‘aan tafel’ zijn plek inneemt, waarmee een gezinsleven gesuggereerd wordt zonder dat de overige deelnemers in beeld of aan bod komen. Met de ‘fletse zon’ in de laatste regel wordt vervolgens weinig goeds beloofd. Zoals Plautus al schreef: ‘lupus est homo homini’.
Wie zo’n gedicht weet te schrijven, heeft werkelijk iets volbracht en heeft daarmee een plek op het erepodium van de Rob de Vosprijs 2025 helemaal verdiend.
—————————-
De derde prijs
Irene Schoenmacker (1988) is journalist en dichter. Haar werk verscheen onder meer in Meander Magazine en bij het project Poëzie op de stoep. Ze trad op bij (literaire) festivals als Wintertuin, Georges Wundergarten en Onbederf’lijk Vers. In 2024 won ze de Literatuurprijs Schiermonnikoog.
–
Een vrouw fietst nooit alleen, er is altijd een schaduw
die haar volgt, een hand die zich uitstrekt om haar te grijpen,
er is een loeren van de straat, vanuit een steeg, vanaf de andere kant van een bar.
–
Een vrouw is nooit alleen een vrouw die fietst, ze is een te korte rok,
ze is te laat of juist te vroeg in de ochtend, ze is een uitbundige
lach, ze is de signalen die ze nooit zond maar die toch aan haar bleven kleven.
–
En bovenal; ze is geen man, ze bepaalt de regels niet. Ze heeft haar eigen:
nooit te uitnodigend op een date, het tandje sneller op donkere plekken.
De man heeft geen weet, en zij kan niet anders:
–
een vrouwenhuid is geen jas die je aan of uit kunt trekken.
Jurycommentaar van Anneruth Wibaut
‘Een fietstocht’ dwingt je eigenlijk meteen te denken aan de schokkende dood van het zeventienjarige meisje dat onlangs in de nacht op weg naar huis was. Een sterke titel is het daardoor niet, want hij is niet gelaagd en laat je niet de vrijheid om te fantaseren waar het gedicht over zal gaan. Wat het thema van de Rob de Vos-wedstrijd betreft, ‘Dwalen’, voldoet het gedicht langs een wat gezochte weg aan de opdracht: een vrouw kan zich niet permitteren te dwalen, ze moet altijd waakzaam en op haar hoede zijn. Je kunt ook, nog verder gezocht, de cynische werkelijkheid erin lezen dat te veel mannen de dwaalgedachte koesteren dat elke vrouw hun prooi is.
Dat het gedicht zulke gedachten oproept en de daarbij behorende emoties, maakt dat het in de top drie terecht is gekomen. Omdat het gaat over de helft van de mensheid die geen man is en dus de regels niet maakt. Omdat het geen adembenemende metaforen en beelden kiest voor een realiteit die precies dat is: adembenemend. In gewone woorden, met nabije en herkenbare details beschrijft het situaties waar vrouwen mee te maken hebben. De beelden scheren langs de rand van het cliché — die loerende mannen en de zogeheten uitdagende korte rokjes. En toch riep het bij mij een diep verdriet op en een moedeloze vermoeidheid. Inderdaad, wat ik ook doe of laat, hoe ik ook op mijn signalen let, het kan elk ogenblik misgaan. En dat al een heel leven lang. Die last draagt elk meisje met zich mee, elke vrouw.




