In 1945 publiceerde Gerard den Brabander de bundel ‘De holle man’. De titel van deze bundel vertoont grote overeenkomst met ‘The hollow men’ van T.S. Eliot (1925). Dit beroemde gedicht is doortrokken van de sfeer in het Europa van na de Eerste Wereldoorlog, waarbij Eliot op zijn beurt weer beïnvloed is door Dante, m.n. door diens Inferno. De gedichtenreeks ‘De holle man’ van Den Brabander bevat negen onderdelen, en wordt eveneens gekenmerkt door een grimmige sfeer, met zinnen als ‘Daar scheert door de verlatenheid der eeuw / een zwerm van angsten’, ‘De maan verdrinkt gebroken in het puin’ en ‘O holle man, die al die treurnis draagt’. Gedicht IV uit deze reeks, veelal aangeduid als ‘Ik, kleine slaaf van poëzie en taal’, is een eigen leven gaan leiden, en behoort tot de bekendste gedichten van Den Brabander. René Leverink onderzoekt en ontleedt dit gedicht in deze eerste klassieker van het nieuwe seizoen.