Meandermagazine

Jo/hanna Pas - Was, of hoe ik mijn huid verloor
Een persoonlijke bundel over een universeel onderwerp is ‘Was, of hoe ik mijn huid verloor’ van Johanna Pas. Hoe ga je om met een slopende ziekte die je leven bedreigt? Pas schrijft zonder sentimenteel te worden en met gepaste afstand. Hier spreekt de poëzie, de onderwerpen en de taal zijn indringend. Een recensie van Janine Jongsma.
Hedendaagse epiek: de traditie als contrast
Maarten Buser schreef een column als reactie op een stuk van Pieter Sierdsma en een van Marc van Bruynseraede. Een uiteenzetting van een aantal gedachten over de rol van epiek en het epos in de Nederlandse poëzie van nu, met voorbeelden van een aantal dichters. Er is een basisvraag die nog best lastig te beantwoorden is: wat is epische poëzie?

Cees Nooteboom - Zo worden jaren tijd
In de verzamelbundel ‘Zo worden jaren tijd’ van Cees Nooteboom staat het complete overzicht van zijn poëzie. Johan Reijmerink aan het woord: ‘Nooteboom is bovenal een nauwkeurig waarnemer. Hij is zoals de fenomenoloog Merleau-Ponty dat beschrijft, in staat zijn vertrouwdheid met wat hij waarneemt, op te schorten en zich zeer bewust te worden van wat hij waarneemt en er ook een lichamelijke verhouding mee aan te gaan. Poëzie blijkt voor hem concreet geworden metafysica te zijn.’ Een longread.
Wat het bloeivermogen van woord en syntaxis vermag
Hans Puper: ‘Toen ik nog redacteur van de recensierubriek was, kreeg ik eens een bundel met daarbij een uitgebreide toelichting van de dichter over zijn bedoelingen. Ik vroeg mij af of hij het niet beter bij dat stuk proza had kunnen laten, want dat had hem veel tijd en moeite bespaard. Kennelijk begreep hij niet dat het gedicht zelf de bedoeling is.’ Een column over de autonome werking van taal.
Enno de Witt
Dichter Enno de Witt volgt een rivier, ‘ze staat stil in kolken, hunkert naar een jeugd van beken, stromen en sloten, verloren in dode beddingen en ontspoorde zijtakken’, herinnert zich ‘het Evoluon, waar de toekomst werd opgevouwen en in een doos gestopt die we later zijn kwijtgeraakt’ en tuurt ‘langdurig naar het bekende onbekende gezicht’. Verre familie, zeker.
J.H. van Geemert - De teen van Akinfejev
In de nieuwste bundel van J.H van Geemert, ‘De teen van Akinfejev’, treft recensent Æde de Jong ‘een dichter die poëzie maakt van het alledaagse, en readymades vergaart uit onverwachte bronnen.’ De Jong typeert Van Geemert als een dichter die begrepen wil worden, getuige ook de uitleg van gedichten achterin de bundel: ‘Zijn poëzie is helder en toegankelijk, wat trouwens niets over de diepte zegt. Toch is de toelichting een welkom handvat bij de lectuur van de bundel. Gelukkig wil Van Geemert wel begrepen worden.’

