LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 99 : J. Slauerhoff – Dit eiland

10 okt, 2007
door Karin Doornik

Meander Klassieker 99

Karin Doornik verdiept zich in ‘Dit eiland’ van J. Slauerhoff:
“Slauerhoffs eiland blijft tijdloos, onbedorven en eeuwig woest.”

Dit eiland

Voor de zachtmoedigen, verdrukten,
Tot geregelde arbeid onwilligen,
Voor de met moedwil mislukten
En de grootsch onverschilligen,

De reine roekeloozen,
Door het kalm leven verworpen,
Die boven steden en dorpen
De woestenijen verkozen,

Die zonder een zegekrans
Streden verloren slagen
En ‘t liefst met hun fiere lans
De wankelste tronen schragen;

Voor allen, omgekomen
Door hun dédain voor profijt,
Slechts beheerscht door hun droomen
De spot der bezitters ten spijt,

Neem ik bezit van dit eiland,
Plant ik de zwarte vlag,
Neem iedere natie tot vijand,
Erken slechts ‘t azuur als gezag.

Wie nadert met goede bedoeling:
Handel, lust of bekeering,
Wordt geweerd aan ‘t rif door bezwering
Of in ‘t atol door onderspoeling.
Oovral op aarde heerscht orde,
Men late mijn eiland met rust;
‘t Blijft woest, zal niet anders worden
Zoolang ik kampeer op zijn kust.

J. Slauerhoff (1898-1936)

Uit: Verzamelde Gedichten, Nijgh & Van Ditmar, ‘s-Gravenhage – Rotterdam, 6e dr. 1961

Ik ontdekte dit van gedicht Slauerhoff in de middelbare schoolbloemlezing De zee een lied. Een bloemlezing uit zijn Verzamelde Gedichten (Grote Lijsters 1999/6). Achterin vermeldt samensteller Everhard Huizing dat ‘Dit eiland’ een nagelaten gedicht is. Na enig speurwerk op internet stuitte ik op een overzicht van Slauerhoffs werk door zijn biograaf Wim Hazeu waaruit echter blijkt dat het gedicht uit de bundel Een eerlijk zeemansgraf komt, gepubliceerd in juni 1936, een maand voor Slauerhoffs dood.

Nog voor ik de inhoud van het gedicht ga bestuderen, dringt deze vraag zich aan mij op: is dit een louter symbolisch eiland, of heeft Slauerhoff een werkelijk eiland in gedachten gehad en is het gedicht er misschien wel ter plekke geschreven? Staat dit eiland voor alle eilanden die Slauerhoff in zijn leven heeft bezocht, het gedroomde Eldorado waar hij rust zou kunnen vinden? Van zijn laatste reis naar Zuid-Afrika in 1936 keerde hij ziek terug, hij zou spoedig daarna sterven. Misschien was er voor de kust van Afrika een troostend eiland of heeft hij nog eenmaal zijn Lente-eiland, Kau Lung Seu in China, voor ogen gehad. Als het een bestaande plek op aarde is geweest, moet het wel voor exotische kusten hebben gelegen: hij spreekt van het azuur (r.20), een rif en een atol (r.23 en 24).

In ieder geval weten we dat Slauerhoffs liefde voor eilanden ongetwijfeld is ontstaan op Vlieland, waar hij als kind zijn zomervakanties doorbracht. Toen hij erg kwakkelde met zijn gezondheid bracht hij er ook periodes buiten de vakantietijd door, logeerde bij zijn oom en tante en bezocht de openbare lagere school van meester Smit. (Slauerhoff. Een biografie, Wim Hazeu, Arbeiderspers, 1995, Amsterdam, blz. 38) Op Vlieland is Slauerhoffs eilandenfascinatie ontstaan, door Boudewijn Büch ‘insulafilie’ genoemd, een kwaal waar men nooit meer van geneest. (idem, blz. 36)
Vanaf zijn debuutbundel Archipel tot zijn laatste, Een eerlijk zeemansgraf, overal komen de zee en eilanden terug in zijn werk. Zoals het jongetje Slauerhoff op Vlieland bevrijd was uit het benauwde Leeuwarden, zo probeerde de volwassen dichter en schrijver zijn leven lang aan Nederland te ontsnappen tijdens zijn vele reizen als scheepsarts. Qua thema is ‘Dit eiland’ dan ook sterk verwant aan het veel bekendere gedicht ‘In Nederland…’ uit de bundel Al dwalend waarin Slauerhoff zich tegen de bourgeoisie keert.

Merkwaardig is dat we in ‘Dit eiland’ in eerste instantie niet het gedroomde Eldorado voor de enkele, verdoolde ziel tegenkomen, nee, het blijkt bestemd voor álle ‘zachtmoedigen, verdrukten, tot geregelde arbeid onwilligen’. Voor de ‘losers’ uit de eerste strofe én voor de avontuurlijke en strijdlustige mens met hun ‘fiere lans’ ( r.11) uit de tweede en derde strofe. Het zijn de mensen die zich tegen de gevestigde orde keren, die hun dromen najagen. In dit verband vind ik het woord ‘onverschilligen’ (r.4) ook misplaatst; het is immers de gepassioneerde mens voor wie Slauerhoff een wijkplaats beschrijft? Het zou jammer zijn als dit woord gebruikt is ter wille van het rijm, dus ik houd het er maar op dat we het moeten opvatten in de betekenis: ‘zonder keuze’ (voor een gebaand pad).

In de vierde strofe ontdekken we echter dat het niet de levenden, maar de omgekomen zielen zijn die hij wil herbergen op dit eiland, dat hij met hand en tand zal verdedigen. Dit gaat veel lijken op het eiland der gelukzaligen, het Elysium van Adriaan Roland Holst, waarvan Slauerhoff dan de bewaker is. Het mythische element wordt nog versterkt door de ‘bezwering’ in regel 23.

‘Goede bedoeling’ in r.21 is naar mijn idee ironisch bedoeld: er is volgens Slauerhoff niets goeds aan ‘handel’ (kolonialisme?), ‘lust’ (toerisme, vertier?) en zeker niet aan ‘bekeering’, dat mij aan de ‘zending’ doet denken, zieltjes winnen in afgelegen oorden door priesters van de Rooms Katholieke kerk.

‘Oovral’ (r.25) is natuurlijk geen oude spelling van het woord ‘overal’, maar een ter wille van het ritme eigenzinnig weergegeven vorm van elisie.
Dat Slauerhoff in het hele gedicht volrijm toepast volgens het schema ABAB of ABBA zal duidelijk zijn.

Prachtig vind ik de laatste strofe:

Oovral op aarde heerscht orde,
Men late mijn eiland met rust;
‘t Blijft woest, zal niet anders worden
Zoolang ik kampeer op zijn kust.

Kamperen, dat zo vriendelijk en hedendaags aandoet, heeft altijd het karakter van tijdelijkheid. Uiteindelijk kun je niet blijven, moet je weg van zelfs de meest ideale plek. Slauerhoffs eiland blijft tijdloos, onbedorven en eeuwig woest.

 

In haar bespreking van Slauerhoffs ‘Dit eiland’ schreef Karin Doornik dat zij het gebruik van het woord ‘onverschilligen’ in de vierde versregel eigenlijk misplaatst vindt, omdat het immers de gepassioneerde mens is voor wie Slauerhoff een wijkplaats beschrijft. Hierop kwam een korte maar veelzeggende reactie binnen van Ada d’Hamecourt en Ton Delemarre:

‘Slau heeft het wél over de grootsch onverschilligen…’

 

 

     Andere berichten