In maart 2007 was Ivo Allewaert voor het eerst publiek als dichter waar te nemen. Toen verscheen er een gedicht van hem in De Brakke Hond. Later, in oktober 2007, las hij werk voor op het poëziefestival Onbederflijk Vers in Nijmegen. Allewaert woont in Sint Amandsberg bij Gent en zegt beïnvloed te zijn door onder meer Stefan Hertmans, Louis Paul Boon, Orhan Pamuk, Kamagurka en Jacques Brel.
In De Brakke Hond word je voorgesteld als ‘iemand die al heel zijn leven op papiertjes krabbelt maar pas sinds kort die dingen als "gedichten en verhalen" voorstelt’. Wat is sinds kort precies? Hoe komt het dat je ermee naar buiten komt?
Sinds kort is ondertussen al twee en een half jaar geleden. In die periode hadden mijn toenmalige buren klachten geuit betreffende ‘overwaaiende blaadjes handgeschreven papier die hun zwembad bevuilden’. Dat het slecht gesteld was met de isolatie van mijn huis wist ik ook wel, maar ik schrok toch toen de politie ineens aan mijn deur stond. De commissaris liet mij het druipende bewijsmateriaal zien, keek me recht in de ogen en sprak met dreigende stem ‘dit moet je laten publiceren!’.
Het voorgaande was, op de eerste zin na, uiteraard onzin. Eigenlijk vroeg ik me, als elke beginnende schrijver, af of mijn schrijfsels ook waarde hadden in andermans ogen. Met een mengeling van lef en naïviteit stuurde ik toen vier gedichten naar De Brakke Hond. Vier maanden later kreeg ik een positieve reactie: één gedicht vonden ze goed genoeg om te publiceren. Dit moedigde me aan om verder te schrijven en maakte me tegelijkertijd kritischer over mijn werk. Dat was ook nodig, want van de twintig gedichten die ik voor de inzending als af beschouwde zijn er amper twee overgebleven.
Zijn al die krabbels van jou even goed?
Neen, vroeger waren mijn gedichten vaak onafgewerkt of niet ‘aansluitend’ genoeg. Ondertussen heb ik al meer empathie met de lezer ontwikkeld en kan ik beter voorspellen of een gedicht wel ‘werkt’. Dat neemt niet weg dat ik af en toe tegen mezelf beschermd moet worden. Als ik iets geschreven heb laat ik het eerst een tijdje liggen. Daarna laat ik het lezen door mensen met een relatief objectieve kritische blik. Als het ook bij hen in de smaak valt stuur ik het eventueel op naar een tijdschrift. Dat is de laatste filter, dan weet ik of het in aanmerking komt om het eventueel in een bundel te stoppen.
Hoe verloopt het schrijfproces voor je?
Ik heb niet echt een vaste schrijfstijl. Soms schrijf ik toegankelijke gedichten die ik vanaf de eerste lezing rechtstreeks in het lezershoofd wil pompen. Deze verhalende gedichten – ‘uitgeteld’ bijvoorbeeld – hebben meestal een of meer visuele ideeën als oorsprong. Beelden die opdoemen in mijn hoofd en die ik dan met woorden op papier projecteer. Het verloop van het ‘verhaal’ ligt meestal al vast voor ik aan het gedicht begin.
Anderzijds schrijf ik graag complexere poëzie, die je op je gemakje moet herlezen wil je er ten volle van kunnen genieten. Deze gedichten vertrekken vanuit een verbale vondst en groeien op een organische manier. Het begrip ‘in de volksmond’ ligt aan de basis van het gedicht ‘incognito’. Het riep bij mij allerlei beelden op en toen ik verder begon te associëren en te bouwen ontstond er langzaam een op elkaar inspelende reeks woordbeelden. De meerduidigheid van de taal staat bij deze soort gedichten centraal, ik probeer dan zoveel mogelijk te zeggen met zo weinig mogelijk woorden.
Haal je soms inspiratie uit je job als opvoeder?
Kleine dingen misschien, details, maar geen concrete situaties. Ik wil geen beroepsgeheim schenden of de ‘miserie’ van andere mensen uitbuiten. Het feit dat ik deeltijds werk heeft wel enorm veel invloed. Zo heb ik veel tijd om à la Rimbaud de dag te omhelzen. Voor een langdurige beredeneerde ontregeling van de zintuigen kom ik echter tijd tekort. Gelukkig maar.
Lees je veel poëzie? En van welke dichters zou je wel een handtekening willen krijgen?
Voor mijn negentiende jaar las ik enkel romans en – op die van Rimbaud na – nooit gedichten. Nadat ik het hele oeuvre van Stefan Hertmans wat proza betreft had verslonden, besloot ik me eens aan zijn poëzie te wagen. Het beviel me en maakte me nieuwsgierig naar andere dichters. De laatste tijd lees ik vooral het recent gepubliceerde werk en probeer ook af en toe eens een voorleessessie mee te pikken.
Handtekeningen interesseren me niet, maar ik zou het wel leuk vinden indien Mustafa Stitou, Eva Cox of Ingmar Heytze eens in mijn woonkamer gedichten zouden voorlezen.
Je schrijft ook verhalen. Hoe combineren proza en poëzie zich voor jou?
Momenteel heb ik het probleem dat mijn verhalen steeds ontaarden in reusachtige gedichten. Het is niet zo gemakkelijk om mijn dichterlijke vrijheid op te geven. Daar komt ook nog bij dat ik helemaal geen ‘typtype’ ben. Ik typ nog steeds met twee vingers. Mijn proza-ambities liggen momenteel dus stil, misschien dat later de secretaresse en kommaneuker in mij zullen ontwaken. In afwachting van dat moment werk ik aan een theatermonoloog. Een langgerekt gedicht, inderdaad.
Zijn er nog mooie momenten voor je dichterscarrière op komst?
Dat zou kunnen, alleen kan ik dat nog niet formeel bevestigen. Misschien dat ik met zo’n antwoord toch beter voor een politieke carrière ga.