LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Van eerste tand tot kunstgebit

28 nov, 2008

Willemien Mensinga (1955) schreef haar eerste gedicht in 2004. Na korte tijd al werd de poëzie van de Groningse opgemerkt. Ze werd diverse keren genomineerd en won verschillende prijzen, waaronder de Simon Michaël Coninckxsprijs van Sint-Truiden. Publicaties van haar zijn te vinden in onder andere Noachs Kat, Krakatau, Dighter en Lava. In 2006 gaf ze in eigen beheer een bundel uit, Vaste grond.

Het was tijdens een moeilijke periode dat Mensinga zich waagde aan het schrijven van poëzie. ‘Ik begon zomaar wat op papier te zetten. Ik had nog nooit een gedicht geschreven. Wel slagzinnen, waarmee ik vaak prijzen won, maar daar was ik allang mee opgehouden’, blikt de dichteres terug. ‘Het werd een gedicht op rijm, over een hond uitlaten in de regen. Ik durfde het amper op ‘t Schrijvertje te zetten. Het stelde niet echt veel voor.’ Naarmate ze meer gedichten publiceerde op deze Vlaamse site, kreeg ze steeds meer respons.

Haiku zonder regeltjes
In de begintijd waren de dichters Rutger Kopland, Paul van Ostaijen en J.W. Oerlemans min of meer haar voorbeelden. ‘Door Kopland te lezen, kreeg ik een idee hoe je zonder rijm poëzie kunt schrijven en hoe je gevoel in een gedicht kunt nestelen’, licht ze toe. ‘In het begin maakte ik lange zinnen, maar naar verloop van tijd ontwikkelde ik een eigen stijl: korte, eenvoudige gedichten zonder overtollige woorden. Zoals een haiku, maar dan zonder regeltjes. Misschien is dat wel een Groningse eigenschap, met zo weinig woorden proberen iets over te brengen’, overdenkt ze. ‘De schrijfstijl van Kopland spreekt me misschien daarom niet meer zo aan. Maar J.W. Oerlemans bewonder ik nog steeds. Hij weet in de laatste zin precies dat weer te geven, wat nodig om is om je aan het denken te zetten’

Soms maanden bezig

‘Een gedicht schrijven is trouwens niet zo gemakkelijk als het lijkt. Elk woord, elke zin moet goed zijn. Taalkundig moet het kloppen. En het moet iets met de lezer doen’, vervolgt de Groningse. ‘Ik ben soms maanden bezig om de zinnen en woorden op elkaar af te stemmen. Ik ben nogal kritisch en blijf schaven, woorden toevoegen en schrappen. Om het gedicht daarna te laten rusten en weer op te pakken. Net zolang totdat ik het goed vind.’ Soms bewerkt ze ook oude gedichten, omdat ze er bijvoorbeeld na een jaar niet meer tevreden over is. ‘Wat dat betreft is de computer een uitkomst. Wat je niet bevalt, kun je zo weer deleten. Omdat ik nogal schaaf en verander, is dat wel zo gemakkelijk. Ik schrijf ook nooit met een pen. Daar heb ik een hekel aan. Ik heb geen rituelen. Ik kruip achter de computer en begin.’

Van eerste tand tot kunstgebit
Haar inspiratie haalt ze overal en nergens vandaan. ‘Zonder inspiratie zou ik geen poëzie kunnen schrijven. Ik heb graag een houvast’, verzekert ze. ‘Een thema voor een wedstrijd kan soms helpen. Foto’s kunnen ook heel inspirerend werken. Zo heb ik gedichten gemaakt bij röntgenfoto’s van tanden en kiezen: ‘van de eerste tand tot kunstgebit’. Ze reizen van de ene tandartspraktijk in Groningen naar de andere.’

Reizen naar andere landen
Mensinga staat zo nu en dan op poëziepodia om haar gedichten voor te dragen. In het begin had ze last van plankenkoorts, die ze inmiddels grotendeels heeft overwonnen. ‘Door veel te oefenen ging het steeds beter en begon ik het voordragen ook leuker vinden. Maar het schrijven van poëzie blijft voor mij op de eerste plaats komen.’ Ze zou ook nog eens een bundel willen uitgeven in eigen beheer. In 2006 verscheen de eerste, Vaste grond, met poëzie over het Groninger land. ‘Misschien wel een bundel die over vogels gaat, want daar heb ik iets mee. Dat vrije in de lucht vind ik heerlijk om over te schrijven. Als ik vogels zie vliegen, komt altijd het verlangen boven om ook weg te kunnen gaan, te reizen naar andere landen. Dat gevoel heb ik eigenlijk mijn hele leven lang al, alleen ben ik altijd op dezelfde plek gebleven: Groningen.’

Proeven van andere culturen

En wat doet de dichteres als ze niet aan het dichten is? ‘Tuinieren! Ik ben bezig mijn oude kruidentuin nieuw leven in te blazen. Heerlijk is het om bezig te zijn met grond en groen. En er komen veel vogels in mijn tuin. Daarnaast lees ik graag literatuur en hou ik van koken en bakken. Het is heel leuk om met mensen van andere culturen gerechten klaar te maken. Zo proef ik van elk land een beetje.’

     Andere berichten

Interview Alfred Schaffer

Interview Alfred Schaffer

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’ door Gerard Scharn - Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en...

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...