Jan Aelberts (°1985, Genk) houdt zich bezig met zowel proza als poëzie. Hij maakte daarmee al furore in wedstrijden als Write Now! en De Brandende Pen. Verder schrijft hij columns voor Club Propaganda en is hij lid van het Gentse dichterscollectief Balein, en van Kraai, een ‘literair agentschap’. Kortom, een jonge, beloftevolle duizendpoot.
De leukste vraag om te beginnen: hoe ben jij aan het schrijven geslagen?
Geen idee. Het begon wellicht met enkele slapeloze nachten die ik er niet onder kreeg. Om de flow in mijn hoofd stil te leggen, begon ik alles op te schrijven, chaotisch en zonder compromis. Niet dat ik wat te vertellen had. Het was eindeloos gemijmer, maar ik kon het tenminste kwijt. Daarbij vond ik troost in de eenvoudige handeling van woorden op papier te zetten, er een scherm mee vol te laten lopen. Meer was het niet. Van ambitie had ik nog nooit gehoord. Twee jaar geleden stuurde een bevriend schrijver een gedicht van me naar een tijdschrift, het werd gepubliceerd en ik kreeg er goede commentaar op. Pas daarna nam ik het serieuzer. Ik ben een twijfelaar en zal dat altijd zijn. Dat staat vast. En een twijfelaar is verslaafd aan bevestiging, ook dat verandert niet. Zonder bevestiging loop ik verloren. Wat er ook van is, ik wilde verder gaan met schrijven en – belangrijker – ik wilde gelezen worden. Meer is er niet nodig om de dwangneurose in gang te zetten. Nu schrijf ik dagelijks.
Je onderhoudt een blog waar je nogal intensief op post. Vanwaar de neiging?
Dialoog, denk ik. Het is goed te weten dat je niet alleen achter je idiote dromen aanloopt. Via een weblog leer je ze kennen, de collega’s op hun mansarde. Je kan kwijt waar je mee bezig bent, je laat weten dat je bestaat. Er ontstaat een netwerk, misschien geen grote stroming, maar een jonge generatie met dezelfde ambities. De stimulans daarvan is erg belangrijk voor me.
In je biografie op je blog schrijf je: ‘Bijster interessant is mijn leven niet’. Waar komt je inspiratie dan vandaan?
Er is weinig dat me echt interesseert en in het geheel mijn eigen leven niet. Niet dat ik niet graag leef, integendeel, maar interessant kan je het dagdagelijkse enkel noemen wanneer je nooit een boek gelezen hebt. Het is in ieder geval een goede positie voor een schrijver. Het drijft je naar de kantlijn en het dwingt je tot observatie, maakt je minder onderhevig aan wat verwacht wordt. Je leert een wereld te verzinnen waarin je personages hun dialoog kunnen voeren. In die zin is onze wereld minder belangrijk dan de wereld in een roman of een gedicht. Zo’n verzonnen wereld is niet het resultaat van stom toeval. Ze bestaat niet zomaar. Over de wereld in een gedicht of roman heeft in ieder geval iemand zich gebogen die op zoek is. Ik ben op zoek naar vrijheid, of de oorzaak van het gebrek eraan. En daar gaat het om, denk ik, om die zoektocht naar eender wat, om een oorlog in je hoofd die je nooit kan winnen maar wel kan weergeven. Al is het maar om de troost die je een paar lezers biedt of het eenvoudige genot van het lezen zelf. Je denkt dan maar dat dat belangrijk is.
Mijn inspiratie is de oorlog die ik voer tegen bijvoorbeeld mijn angsten of de gebrekkige taal van het verslag zelf, een thema dat vooral in mijn gedichten voorkomt. In de roman die ik schrijf verschijnen ook steeds meer losers. Het zijn de gemankeerde kunstenaars, de idioten en de twijfelaars, de verslaafden waar ik – tenminste op papier – van houd. Het al te menselijke, dat schrijf ik op.
Je nieuwste column op Club Propaganda eindigt met ‘Het mooiste ongeluk ben je kwijt’. Ferm doordacht is dat. Is het voor jou zomaar een zin of betekent het meer? Je schrijft vaak nogal donker. Doe je dat bewust?
Ik ben geen door en door vrolijke jongen, dat is zo, maar net zo min ben ik een als panda beschilderde zwartjas. Ellende kan een mens breken, maar er gaat ook een schoonheid van uit, een romantiek. Hoe dieper je in de burgerlijkheid verdrinkt hoe minder vaak je die schoonheid ondergaat. Ik werkte een tijd geleden in een drukkerij vol miserabele figuren. ’s Avonds op de bus richting Gent overdacht ik hen en mezelf, keek ik naar dat altijd grijze, Vlaamse landschap en voelde ik me ellendig, maar tegelijkertijd zag ik er de romantiek van in. Als schrijver wil je dat soort ellende niet kwijt, net omdat dan ook die romantiek vergaat. Als schrijver moet je altijd een beetje een steppenwolf blijven, hoe hard de twijfel ook toeslaat. Meer is het niet. En aan een vrolijke steppenwolf heb je niks, tenzij in het circus.
Je bent actief in twee collectieven, Kraai en Balein. Wat voor groeperingen zijn dat en wat wil je ermee bereiken?
Collectief Balein is een echt dichterscollectief. We komen met zes Gentse dichters samen, spreken over ons werk en het literaire dorp, en organiseren avonden vol voordracht, theater en muziek. Het zijn allemaal mensen met talent. Wanneer je die samen plaatst, zorgt dat altijd voor inspiratie, vooral na een paar flessen wijn.
Kraai is een nieuwe organisatie die je als literair agentschap mag opschrijven. We slaan een brug tussen schrijvers en verschillende media. Op dit moment werken we aan een literatuurwebsite voor Villanella. Jonge, Vlaamse schrijvers met talent kunnen er hun teksten publiceren, krijgen daarvoor betaald en worden gezien door uitgeverijen. Dat kan een mooie stap in de literaire carrière zijn. Een ander project dat onder onze vleugels bestaat is dat van de Eenzame uitvaart, waarbij een dichter voor de alleen gestorven dode een persoonlijk gedicht schrijft en dit op zijn uitvaart brengt. Het bestond al in Nederland, maar Maarten Inghels haalde het onlangs naar Vlaanderen. Zelf zal ik in 2009 zo’n viertal uitvaarten verzorgen.
Je schrijft zowel poëzie als proza. Wat is de interactie daartussen? Kan je het samen doen?
Poëzie schrijf ik meestal in een roes, het is intenser en speelt zich doorgaans ’s nachts af. Proza schrijf ik overdag, in een rustig tempo met een tas koffie naast me, muziek op de achtergrond. Het zijn twee verschillende toestanden. Een vriend van me beschreef proza ooit als tabak en poëzie als heroïne. Zelf heb ik dat laatste nooit geprobeerd, maar als vergelijking kan ik me er wel in vinden. Als er een interactie bestaat tussen de twee, dan onbewust. Het zijn werelden die weinig met elkaar te maken hebben. Wel vind ik dat een schrijver ze allebei moet verkennen.
Is er goed nieuws op komst qua publicaties?
Ik blijf nog een tijd columns schrijven voor Club Propaganda en probeer goede gedichten af te leveren voor de mij toebedeelde uitvaarten. Er volgen ook altijd wel wat publicaties in tijdschriften. Eind 2009 zou, als alles goed gaat, mijn debuutroman verschijnen. Die heeft alle prioriteit nu. Op dit moment ben ik daarover in gesprek met een uitgeverij. Begin 2010 komt er dan eindelijk een dichtbundel. Daarna zal ik misschien kunnen slapen.
Zie ook www.aelberts.be