LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

De Bløf-truc van Ellen Deckwitz

24 jan, 2009

Ellen Deckwitz won de Meander Dichtersprijs 2009. Sander de Vaan had een mailonderhoud met de winnares over haar achtergrond, schrijven, de Bløf-truc, gevaarlijke trekkers en nog veel meer.

Foto: Corné Sparidaens

Ellen, proficiat. Wat betekent het winnen van de Dichterswedstrijd voor jou?
Het winnen van de prijs betekent veel voor mij omdat ik nu puur op de gedichten ben beoordeeld. Met slammen val ik regelmatig in de prijzen. Dat is fijn, maar soms ga je dan wel twijfelen of je het niet puur op performance doet en niet op de inhoud van de gedichten. Dus: veel. Alleen al door genomineerd te zijn, ervoer ik een soort gevoel van erkenning waar ik als dichter nog erg naar zoek. Dichten is communiceren, en je hebt altijd anderen nodig om te controleren of je hetgeen je probeerde over te brengen wel echt hebt overgebracht en of je er iemand mee hebt weten te raken.

Kun je wat meer over het ontstaan van de winnende gedichten vertellen?
De winnende gedichten, hmmm… ‘Flos’ ontstond omdat Esther Jansma mij vroeg een gedicht te maken over een huishoudelijk voorwerp. Dat werd dus een toiletartikel. Ik struinde op zoek naar inspiratie door mijn huis en vond de flos van mijn huisgenoot.
‘Terug’ is geschreven nadat mijn beste vriendin naar Antwerpen was verhuisd. Ik miste haar heel erg. Tegelijkertijd zijn er in dit gedicht nog enkele andere dingen uit mijn leven verwerkt. De moeder van een andere vriendin was stervende in deze periode. Uit de gevoelens die ik bij deze twee gebeurtenissen ervoer, putte ik de inspiratie voor dit gedicht.
En ‘de grootvader’: mijn opa heeft in een Jappenkamp gezeten Hij werd ’s nachts vaak schreeuwend wakker, maar heeft nooit willen vertellen wat hem is overkomen in de vier jaar dat hij in dat kamp zat. In het gedicht spreek ik over zijn overlevingsdrang en de doodsdrift die daarmee gepaard gaat, en ook over de weerslag die dat gehad heeft op de generaties na hem. Het gedicht schreef zichzelf. Ik had een paar zinnen die me raakten zonder dat ik wist waarom, sloeg aan het componeren en toen rolden deze verzen eruit…

‘Het gedicht schreef zichzelf’. Betekent dat dan dat je het in korte tijd ook af had? Of moet je meestal nog veel schaven aan je teksten?
Dat ligt eraan. Soms heb je de tekst in een mum van tijd erop staan; een beetje een ‘jonge sla’-ervaring zoals met dat beroemde gedicht van Rutger Kopland over jonge sla, dat hij naar eigen zeggen in een kwartiertje neerpende. Maar vaker zijn er vele versies nodig voor het gedicht in orde is. Er is bijvoorbeeld een gedicht van acht regels waar ik inmiddels al twee jaar aan werk. En ik vrees dat ik daar nog vele jaren mee bezig moet zijn.

De familie van je moeder komt uit Nederlands-Indië. Ben je je erg bewust van je Indische roots?
Ja en nee. Ik klik snel met mensen die ook koloniale roots blijken te hebben. En er zijn bepaalde eigenschappen binnen de familie, die ik tegenkom bij veel jongeren van wie de grootouders in een kamp hebben gezeten. Het explosieve, het doodzwijgen van conflicten tot een druppel de emmer doet overlopen, herken ik.
Veel mensen met een kampverleden hebben enorme haast. Ze leven alsof vandaag hun laatste dag is. Dat komt misschien door de onzekerheid van in een kamp zitten. Het kan zijn dat de schok dat je leven ieder moment op zijn kop kan worden gezet, dat je familie plots wordt uitgemoord, een soort instantvluchtreactie veroorzaakt. Het zou misschien verklaren dat er in mijn werk zoveel naar de dood, naar een afscheid of naar een onverwacht einde wordt verwezen.

Toch is jouw poëzie allerminst loodzwaar. Hoe krijg je dat voor elkaar?
Ik heb geen flauw idee. Ik ben wel bang voor pathetiek en sloop zoveel mogelijk direct gevoel uit de verzen. Misschien komt het ook door een bepaalde vorm van humor die in mijn gedichten zit, dat de verzen lichter lijken. Deze humor is trouwens vaak onbedoeld, soms moeten mensen erg lachen om een in mijn ogen bloedserieus vers.

Waar moet volgens jou een goed gedicht aan voldoen?
Ai, ehm, tja.. Laten we beginnen met de Bløf-truc. Als een gedicht een zelfstandig naamwoord of een zin bevat die óók in een songtekst van Bløf had kunnen voorkomen, weet je dat je verkeerd bezig bent. Hun teksten zijn soms wel oké hoor, maar vaak betreft het prijsschieten met grote woorden en vage metaforen die nergens op slaan.
Een goed gedicht vertelt mij iets nieuws, laat me jaloers zijn op de maker. Er zijn geen vastomlijnde ingrediënten waar het aan moet voldoen. Het is als liefde: een effect. Je kunt niet echt aanwijzen waarom iets nu wel of niet werkt.

Laat je je beïnvloeden door andere dichters of vaar je vooral je eigen weg?
Vooral mijn eigen weg, maar een bepaalde techniek kun je wel overnemen van anderen: enjambementgebruik, patronen van metra. Andere dichters kunnen je tonen wat mogelijk is.
Tegelijkertijd zit je vast aan je eigen stijl. Ik word soms enorm geraakt door het werk van Philip Larkin maar ik kan niet zo schrijven als hij. Helaas, of misschien maar beter ook: twee Larkins, daar zouden we niet vrolijker van worden.

Poëzie neemt in het Nederlandse taalgebied een marginale plaats in. Hoe denk je dat men een groter publiek zou kunnen bereiken?
Meer aandacht aan besteden in het onderwijs, en ja, ik ben me ervan bewust dat er de laatste decennia schandelijk weinig ruimte is voor literatuuronderwijs. Als ik zie hoe slecht mijn generatie in spellen is, vraag ik me soms af of men het spelling- en grammaticaonderricht niet beter zou kunnen opgeven op de middelbare school en de overgebleven tijd opvullen met literatuuronderwijs. Daar worden we allemaal betere mensen van.
Verder: meer optredens, bushokjes volplakken met poëzieposters, filmpjes op Youtube. Tsead Bruinja dichter des vaderlands laten worden; die man heeft echt mega-ambities als het gaat om de verspreiding van poëzie. Vast poëzieblok in De Wereld draait door met ook eens andere dichters dan Nico Dijkshoorn.

Als we elkaar over een jaar of vijf opnieuw spreken, wat zou je dan bereikt willen hebben?
Ervan uitgaande dat ik dan nog steeds leef,  je weet maar nooit –  ik ben onhandig en zie mezelf nog wel eens een keer per ongeluk onder een trekker lopen of van een gebouw vallen – tja, dan hoop ik inmiddels bundels te hebben uitgebracht die een groter publiek bereiken dan de incrowd poeziescene. Ook hoop ik als performer te zijn gegroeid en nog steeds de podia af te gaan. Grootste droom is optreden op Lowlands. Als ik dáár een plekje krijg, heb ik in mijn ogen wel het hoogst mogelijke qua optredens bereikt. Dan houd ik er waarschijnlijk ook gewoon mee op en ga ik iets anders doen; weervrouw worden of zo.

     Andere berichten

Interview Alfred Schaffer

Interview Alfred Schaffer

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’ door Gerard Scharn - Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en...

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...