David Gyssens (1974) is geboren en opgegroeid in Brussel, zoals hijzelf zegt: de mooiste lelijke stad van het westelijke halfrond. Hij werd sterk beïnvloed door de Franstalige cultuur, maar schrijft voornamelijk in het Nederlands.
Het gedicht ‘Pentaal’ lijkt te suggereren dat je nog niet lang bezig bent met de worsteling van het schrijven?
Schrijven gaat in mijn geval gepaard met traagheid en wanorde. Hoewel ik veel en vaak schrijf, overleeft maar heel weinig stof. Via mijn broekzakken gaan er dingen verloren in de wasmachine, andere komen in de papiermand terecht. Het is bijna miraculeus dat er uiteindelijk gedichten overblijven.
Je ervaart het dichten dus inderdaad als een worsteling?
Ja! Het is een oefening in geduld. Niet alleen het schrijven op zich maar ook alles wat daaraan voorafgaat. Ik heb afzondering en stilte nodig om aan schrijven toe te komen. Daarom zoek ik vaak de natuur op of verlaten plekken. Om niets anders dan om de gezegende eenzaamheid.
Verder is het ook een worsteling omdat er nooit een volledige bevrediging uit voortkomt. Altijd is er wel iets niet helemaal goed aan een gedicht, of er zijn gemiste kansen. Het kan zelfs gebeuren dat ik na enkele jaren een gedicht opnieuw aanpak en herschrijf.
Maar wat is dan de aantrekkingskracht van bezig zijn met taal? Wat levert het je op?
Het is een cliché, maar in de eerste plaats schrijf ik uit noodzaak. Ik heb van nature een grote fascinatie voor alles wat met esthetiek te maken heeft. Ik hou ervan om lelijke plekken op te zoeken, om mooie mannen of vrouwen te bekijken. De personages uit de schilderijen van Otto Dix fascineren me bijvoorbeeld. Tristesse, vergankelijkheid, het wanhopig in stand houden van een bepaalde waardigheid. Deze materie is een constante in mijn leven. Overal duiken verschrikkelijk mooie of verschrikkelijk lelijke esthetische fenomenen op. En schrijven is de expressie van al deze opgedane indrukken.
In de drie ingezonden gedichten is het thema vergankelijkheid, onsterfelijkheid sterk aanwezig. Is dat iets wat je bezighoudt?
Het is voor mij geen evidentie dat ik hier niet voor altijd ben. Ik leef graag. Ik ben sterk bezig met het idee van sporen nalaten. Bewijsmateriaal dat ik hier ben geweest. Evengoed weet ik dat alles en iedereen gedoemd is om vergeten te worden. Misschien wordt over 170.000 jaar mijn skelet opgegraven en kom ik in een natuurkundemuseum terecht. Het zou een troost zijn als ik daar vanuit kon gaan. IJdelheid. In de ontgoocheling dat alles maar tijdelijk is ligt een essentiële pijn besloten. Een mooi, noodzakelijk verdriet om van het leven te kunnen houden.
Sinds wanneer speelt poëzie een rol in je leven?
Literatuur is na mijn schooltijd mijn leven binnengedrongen. En omdat die tijd niet zo succesvol was heb ik mij eerst van een minderwaardigheidscomplex moeten bevrijden voor ik mij er volledig aan kon overgeven. Ik durf nu openlijk uit te komen voor mijn literaire kennis (die er één is van een liefhebber en niet van een schoolmeester) en ik denk ook dat ik iets te vertellen heb. Tien jaar geleden was dat nog ondenkbaar.
Hoe belangrijk is die poëzie inmiddels voor je geworden?
Het is constant aanwezig zonder steeds op de voorgrond te treden. Zo draag ik steeds een schriftje bij me waarin ik alle mooie woorden noteer die ik maar tegenkom. Het aantal dat je zomaar van de straat kunt oprapen is trouwens ongelooflijk. Het laatste woord dateert van gisteren: ‘Anchorage’. Stond ergens op een gedenkplaatje. Boeiend om bij stil te staan welke mogelijkheden zo’n woord biedt. Het is een gedicht op zich.
Waar plaats je voor jezelf de lezer van je gedichten?
Dat is afhankelijk van wie het is. Contact, en dan bedoel ik werkelijk contact tussen schrijvers bijvoorbeeld, vind ik vruchtbaar. Je wordt er ontegensprekelijk beter van. Het levert steevast verwarring op, wat goed is. Bovendien is het een troost om te weten dat je niet de enige bent die het moeilijk heeft om tot iets te komen.
Anders is het met mensen die niet zo bekend zijn met het schrijven. Ik heb er niet altijd zin in om van elk woord uit een gedicht de achterliggende betekenis prijs te geven. Soms is er ook helemaal geen betekenis. Of toch geen diepliggende. Je mag het mysterie niet te veel aantasten.
Staan er op literair gebied nog dingen op je verlanglijst?
Een plan heb ik niet, maar op een bundel zou ik me graag eens concentreren. De noodzaak om beroemd te zijn is mij vreemd. Ik wil wel erkend worden, zoals met dit interview.