Poëzie Kort: Boemdereboemboemboem
door Bert van Weenen
Het is een boek van ruim tweehonderd bladzijden geworden, de bloemlezing die de Rotterdamse dichter Rien Vroegindeweij samenstelde uit de zeven bundels die hij publiceerde sinds zijn debuut Een vliegtuig van beton uit 1973. Tevens staan er in Later wordt alles echter een aantal nieuwe gedichten (zeven sonnetten plus twee kwatrijnen).
Veel gedichten van Vroegindeweij bevatten met milde ironie overgoten anekdotes, soms à la Buddingh’, andere keren meer à la Chabot, maar altijd direct en scherp, zakelijk. Nuchter en vaak toch ook met een acceptabele dosis weemoed schetst Rien Vroegindeweij de wereld om zich heen, ‘bescheiden en oprecht’, zoals hij dat ook van zijn eventuele grafschrift verwacht (‘Epitaaf’). In veel gevallen gaat het om de wereldstad Rotterdam, waar Vroegindeweij in 1962 naartoe verhuisde; in andere gedichten kijkt de dichter terug op zijn kinderjaren in het conservatieve, verre van wereldse Middelharnis. Dat laatste komt mooi uit in de documentaire ‘Gaandeweg’ die als dvd bij het boek zit en die gemaakt is door Riens zoon Victor Vroegindeweij. Ook speelt Middelharnis een centrale rol in het indrukwekkende gedicht over de Watersnoodramp van zondag 1 februari 1953, ‘Toen de dijken braken’, uit de bundel Gemengde berichten (2006).
Afgelopen zomer, toen ik Later wordt alles echter voor het eerst las, trokken er zware onweersbuien over Nederland, met hevige, oorverdovende knallen. Aanleiding voor de opleving van oude emoties: zou het Opperwezen boos zijn op ons? Rien Vroegindeweij schreef medio jaren tachtig een fraai gedicht over dit fenomeen. Dit gedicht ‘Onweer’ is tegelijkertijd een liefdevol portret van de moeder van de dichter.
Onweer
Ik hou van de hete zon
die schittert op de rivier
en ik ben gek op de eerste
kou van de winter. Ik hou
van de zon die ondergaat
en zou, als ik de kans kreeg,
ook genieten van een kort
doch hevig bosbrandje. Ik hou
van mijn moeder die oud is
en na een godvruchtig leven
niet weet wat het worden zal,
de hel of de hemel. Ik lijk
op haar omdat mijn dochter
op haar lijkt. Maar ik maak
haar niet bang met het vuur
dat opstijgt rond de zondaars.
Noch vrolijk ik haar op
met het vooruitzicht op hemels
gezang: als zij mijn hand vast
houdt, durf ik voor het raam
te staan, als zij lacht om mijn
oud geloof dat God in de donder
spreekt, praat zij hem na
en zegt: boemdereboemboemboem.
Nieuw Amsterdam, 224 blz., € 22,50. ISBN 9789046806043