LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Juliën Holtrigter – Het feest van de schemer

18 nov, 2009

Een wond. Wie kan zonder?

door Bouke Vlierhuis

Op de kaft van Juliën Holtrigters nieuwe bundel Het feest van de schemer staat een collage van Marc Mulders, getiteld ‘Zijwond stigmata’. Het is een pijnlijk, prachtig kunstwerk. Het toont een lelie, symbool voor de dood maar toch ook een bloem van schoonheid, met daarin een fragment van een afbeelding van Jezus Christus, de wond in zijn zij prominent in het midden. Het bloed druipt langs zijn buik in de richting van zijn schaamstreek, die samenvalt met de meeldraden van de lelie. Met hun wat ranzige associatie leggen die gele dingen de nadruk erg op het fysieke, het verborgene maar ook op het geheim – en het woord ‘mysterie’ zou hier niet misplaatst zijn – van het leven. ‘Wat hebben we hier?’ vraag je je dan af. Op wat voor bundel staat een verscheurd prentje van de Heiland, liefdevol omarmd – door Maria, neem ik aan – maar ook met de suggestie van zes dikke, gelige penissen? Zien we hier de schaduw die religie werpt op het echte leven, hier gesymboliseerd door het hart van de lelie? Of beschermt het beeld van de gewonde Jezus ons juist tegen de zwarte afgrond waar we anders in zouden staren?

Het is een afbeelding met eindeloze interpretatiemogelijkheden. En dat geldt ook voor de gedichten van Holtrigter. De poëzie in deze bundel is van een overweldigende rijkheid, zowel qua taal als qua beelden, maar biedt tegelijk ook weinig houvast. De toon wordt gezet doordat het kunstwerk van Mulders duidelijk de thema’s presenteert die Holtrigter wil behandelen maar de gedichten laten de lezer meestal moeilijk binnen. Natuurlijk wijs je vrij gemakkelijk een aantal motieven aan dat terugkomt in deze bundel. Het geloof is daarvan de belangrijkste, vooral in zijn relatie tot de fysieke wereld. In de ogen van de dichter is er blijkbaar iets mis gegaan tussen het geloof en de wereld. Het geloof verklaart niet meer wat hij ziet. Hij heeft teveel gezien, misschien, en de wereld is veranderd. Het geloof is niet verdwenen, maar het heeft zijn vanzelfsprekendheid en zijn samenhang verloren.
Ook het schrijverschap zelf is continu onderwerp van schrijven. Het dichten is een daad van onmacht, lijkt Holtrigter te zeggen. De dichter schrijft over het leven omdat hij het niet begrijpt. Het echte leven laat de dichter hulpeloos achter. Of, zoals Holtrigter schrijft aan het slot van ‘Een spook in de cognitieve ruimte’: ‘Ingehaald door het leven verblijf ik, de schrijver.’

De fysieke wereld is overigens overvloedig aanwezig in Het feest van de schemer. In ‘Boenwas en peterselie’ is de wereld een huis. Een huis vol met dingen: ‘Mama, wat zie je toch in het plafond?’ vraagt de dichter, terwijl hij zelf ‘de keukentafel’ verkiest, met naast zich ‘een vaasje anemonen’. In de salon praten de anderen, maar de ik hoort er niet meer bij. De wereld is zonder hem verder gegaan. Zijn moeder is dood, al ruikt het huis ‘nog altijd naar boenwas en peterselie’, maar dit gedicht gaat over meer dan dingen. In de laatste regels staat ‘… ik reisde over het oude behang / van mijn kamer, van woestijn naar woestijn, / speurend naar schaduw en water.’ Het is, gezien de hoofdrol die religie speelt in deze bundel, onmogelijk bij het woord ‘woestijn’ niet aan het oude testament te denken. ‘Van woestijn naar woestijn’ zou dan kunnen betekenen dat de ik van de bijbel is afgedwaald en nu ronddoolt in de woestijn die onze wereld (geworden) is. Zou kunnen. Want bij Holtrigter weet je het nooit zeker.

Een ander belangrijk, gerelateerd, thema is het bekijken van de wereld, getuige titels als ‘Bovenaanzicht, onderaanzicht’ en ‘Close-up van een steentje’ of een regel als ‘Foto gemaakt en mij gevraagd: is dit waar?’ (Pelgrimage). Meerdere keren lijkt er ook sprake te zijn van een toneel: het leven als voorstelling. In ‘Einde oefening’ komt de wind uit een machine. Ook in ‘De spitsvondige wond’ is het de vraag wat er echt is en wat toneel:

De spitsvondige wond

In haar hand een donkerrood vod, een hoek uit
een jurk, op haar plankier een wit vilten kleed.

Nagewuifd door haar doek zweeft een rookwolk
omhoog. Ik leg mijn arm om haar toog.

Het snijden in vlees is altijd een feest.
Weg met dat fleurig, topaaskleurig weefsel!

Een beetje wond geneest uit zichzelf. Is dat
niet meegebakken in ons en geen wonder?

Het leven is mooi met een slok op, een goed
stuk muziek en wat napijn, ach, een wond,

wie kan zonder?

Een aantal subthema’s komt hier ook duidelijk naar voren: het vlees en de wond, mede door de afbeelding op de kaft natuurlijk verbonden met het lichaam van Christus, en (‘Ik leg mijn arm om haar toog’, ‘Het leven is mooi met een slok op’) de drank. Steeds weer duikt, schijnbaar terloops, de alcohol – levensgezel van vele dichters – op in deze bundel. In dit gedicht is ook goed te zien hoe Holtrigter zijn uitzonderlijke taalvaardigheid en zijn gevoel voor humor inzet om te zorgen dat een bundel met een nogal zware thematiek geen al te zware kost wordt. Door schijnbaar simpel klankspel als vlees-feest, fleurig-kleurig en wond-wonder-wond-zonder en spreektaal als ‘altijd een feest’, ‘is dat geen wonder’, ‘het leven is mooi’ en ‘een goed stuk muziek’ mondt dit gedicht bijna uit in een soort drinklied.

Maar ook voor dit gedicht geldt dat het zich maar moeilijk laat duiden. Er zit zo ontzettend veel in en er wordt zo weinig uitgelegd dat je je al herlezend een weg moet banen door het labyrint van religieuze symbolen, jeugdherinneringen, bespiegelingen op de toestand van de wereld en anekdotiek die Het feest van de schemer is. Afhankelijk van wat voor lezer je bent is deze bundel dus een kwelling van onbegrijpelijkheid of een oneindige ontdekkingstocht door het overvolle hoofd van een uiterst originele dichter.

     Andere berichten

Mischa Andriessen – Pieta

Mischa Andriessen – Pieta

Een piëta van vader en zoon door Æde de Jong - - Pieta is de zesde dichtbundel van Mischa Andriessen en het laatste deel van een drieluik...