Marco Houtschild (1962, Den Haag)) bracht drie dichtbundels uit bij zijn uitgeverij Phi-Culemborg: Landmeter in de ban van de afstand (2006), Tot een Daewoo het plet (2008) en Het verlies van wat vermeend blijkt te zijn (2009). In 2008 won hij de juryprijs van de schrijfwedstrijd Write Up! met zijn cyclus Rivierenlandkroniek en dit jaar werd hij eerste bij de landelijke gedichtenwedstrijd van Taalpodium.
Sinds wanneer is dichten voor jou een serieuze bezigheid?
Dichten was voor mij van meet af aan een serieuze bezigheid. Schrijven is voor mij een noodzaak. Ik schrijf al vanaf mijn negentiende, maar pas na mijn veertigste rijpte het idee om een bundel te maken.
Welke dichters zijn je grote voorbeelden of inspirators?
Ik heb geen grote voorbeelden, wel veel vormen van inspiratie. Een zeer beperkte greep: de natuur, de weemoed en het verlangen van Kopland, de lichtvoetigheid van Ingmar Heytze, de grote woorden van Mark Boog, de verwondering van Szymborska, de taalintensiteit van Kouwenaar en de huis-tuin-en-keukenaanleidingen van Herman de Coninck.
Je hebt je eigen uitgeverij http://www.phi-culemborg.nl. Wat heeft je ertoe bewogen voor jezelf te beginnen?
Toen ik met het idee rondliep om een bundel te maken, heb ik een aantal gedichten opgestuurd naar bekende uitgeverijen. Ik kreeg echter nul op het rekest. Ik realiseerde me dat ik als onbekende inzender op een enorme stapel was terechtgekomen. Tegelijkertijd had ik sterke ideeën over de presentatie van mijn gedichten. Ik bedacht dat ik het gewoon zelf ging doen. Ik polste een bevriend grafisch ontwerper, liet een drukker een offerte maken en belastte vervolgens mijn vrienden- en kennissenkring met mijn offer they couldn’t refuse.
Hoe komt bij jou een gedicht tot stand? Is dit een proces van zoeken en schrappen?
Ja, er zit veel transpiratie in, maar laat ik de vraag beantwoorden in dichtvorm:
De kunst is in alles
altijd een aanleiding te zien.
Klik! De blik richt
zich naar binnen, er ontstaat.
Een ritmisch zinnetje,
oude nieuwe eerste woorden.
Nu maar verder rijgen,
dwars, doodleuk, aandachtig.
Stil het verhaal innen
dat beidde te worden verteld.
Wat is jouw relatie als dichter met het medium internet? Hoe belangrijk vind je het gelezen te worden door een publiek dat surft en lang niet altijd aandachtig leest?
Ik wil natuurlijk het liefst met aandacht gelezen worden, maar vraag me af welke rol het medium precies speelt bij het bewerkstelligen van die concentratie. Met andere woorden: ikzelf kan wel degelijk aan een beeldschermgedicht blijven haken en surf soms net zo snel weg als dat ik een bladzijde in een bundel omsla. Een nadeel van internetpublicaties is dat gedichten her en der in verminkte vorm verschijnen doordat men naar eigen goeddunken aan het knippen en plakken slaat. Een voordeel van internet is dan weer de snelle beschikbaarheid van hulpbronnen bij het schrijven, zoals als Synoniemen.net en Wikipedia.
Het metier van dichter levert vaak geen inkomsten op waarvan te leven valt. Wat doe je als je geen gedichten schrijft?
Ik werk als redacteur bij een internationale firma. Daarnaast leid ik in mijn vrije tijd een groot project: een fort van de voormalige Nieuwe Hollandse Waterlinie nieuw leven inblazen.
In een recent interview in de Weekkrant zeg je dat jouw gedichten geen enkel doel dienen. Kun je dit toelichten?
Ik had dit antwoord moeten preciseren. Ik bedoelde te zeggen dat mijn gedichten geen enkel algemeen door de wereld erkend doel dienen. Ik ben niet uit op verheffing van mijn lezers, noch op therapeutische catharsis of roem en faam. Het enige doel is heel precies opschrijven van iets wat Kopland ‘de herinnering aan het onbekende’ noemt. Iets dat mij een tijdlang een prettig gevoel geeft, maar dan weer langzaam wegebt en weer met een nieuw gedicht gevoed dient te worden. Je kunt hier in plaats van ‘gedicht’ bijvoorbeeld ook sigaret invullen, op exact dat chemische trukendozenniveau lijkt het voor mij namelijk te werken.
Je hebt sinds 2006 drie dichtbundels uitgebracht en tot twee keer toe een poëziewedstrijd gewonnen. Wat zijn je toekomstplannen?
Ik moet schrijven, dat is mijn prioriteit. Voor het aanprijzen, verkopen en distribueren van bundels ben ik niet in de wieg gelegd. Het is me tot nu toe goed afgegaan, maar ik wil het bij mijn volgende bundel liever anders aanpakken. Nog los van het feit dat ik mijn kennissenkring niet voor een vierde keer mijn pennenvruchten wil opdringen. Ik vind eigenlijk dat het na drie bundels en twee prijzen tijd is geworden dat ik word ‘ontdekt’…