Opgaan in het niets
door Joop Leibbrand
Carla Dura gaf haar jongste bundel Ongetemde kracht als ondertitel mee Gedichtencyclus rond schrijver, uitgever en idealist Wim J. Simons en als motto vooraf koos zij voor ‘De dichter toont/ hoe moeilijk het is/ het verdriet van het verlies/ te boven te komen’, een strofe van Simon Vinkenoog.
De invalshoek is daarmee duidelijk, maar na de titelpagina volgen dan met ‘Wie de wereld wil overwinnen/ moet beginnen met/ niet aan zijn eigen kunnen/ en willen te twijfelen’ regels van Wim Simons (als diens alias Menno van Gelder) en van haarzelf: ‘Zodra het leven/ zich laat verleiden/ wint de dood’.
Heel expliciet wordt de bundel door Dura dus in een herdenkingskader geplaatst, waarbij het gelukkig niet zo is dat de lezer zich ongemakkelijk moet voelen omdat hij de tranen van een treurende weduwe over zich heen krijgt. Het is duidelijk dat zij aan de kracht die zij Simons toeschrijft, ook zelf wil beantwoorden en omdat het haar zo lukt haar verdriet te beheersen, weet zij haar emoties integer te binden aan zorgvuldige, misschien soms zelfs iets te cerebrale taal.
Veertig gedichten telt de bundel, ondergebracht in de afdelingen ‘Vuur’ (17x), ‘Aarde'(9x), ‘Water’ en ‘Lucht’ (ieder 7x). Het openingsgedicht is tevens het titelgedicht:
Stenen drijven boven
Je opende zelf de deur
ik vroeg er niet om
de deur naar een ver verleden
ik herkende niets
behalve dat éne
standvastigheid
ongetemde kracht
zij reikt naar niets
Het is een mooie manier om te zeggen hoe in de laatste fase van een bestaan dingen uitgesproken kunnen worden, de onderste steen boven moet komen. En ook hoe ambigu de kracht wordt ervaren waarvan hier sprake is; enerzijds heeft het reiken naar niets iets heldhaftigs, omdat het niets daardoor als het ware onverschrokken wordt veroverd, maar tegelijk wordt ook de uiteindelijke vergeefsheid ervan aangeduid. Het zijn precies de polen waarop de gedichten in deze bundel zich richten.
‘Wij wonen niet in wat wij bouwen’, schrijft zij in ‘Het plan verlegd’, dat eindigt met ‘eens als wij omkijken/ zal er niets meer staan.’ Dat is noch origineel gedacht, noch verwoord, maar het weerhoudt haar van particuliere klaagzangen. Hoe persoonlijk Dura ook schrijft over zichzelf, over Simons (die beloofd had honderd te zullen worden) en hun hechte relatie, zij bewaart een gepaste afstand. Kwetsbaarheid dekt zij af met een haast stoïcijnse grondhouding:
Tevergeefs
Traag welt over de drempel
het langst uur
zoet stof tekent weke lijnen
de nacht smelt
nu de wanden wijken
het geheugen zichzelf vergeet
naakt
de schuld wordt ingelost
stroomt later door de goten
aan het antwoord overgeleverd
onherkenbaar de barre behoefte.
Niets verandert.
De beste gedichten staan in de afdeling ‘Aarde’, met name ‘Adres onbekend’ (‘mijn dode voeten/ blijven op de vlucht/ ik heb je adres niet’) en ‘De weg terug’ (‘als ik mijn hand in de jouwe leg/ komen wij niet meer thuis.’) Dura is op haar sterkst als ze het eenvoudigst schrijft. Als ze gaat redeneren en ophemelen, wordt het soms wat minder, zoals in ‘De Beuk’, dat bovendien wel heel uitleggerig is. Als portret van de gelijknamige uitgeverij en de man erachter is het echter juist daardoor geslaagd. Dat zekere en verhevene kun je je als lezer wel voorstellen. En de slotregels maken de beroerde voorlaatste strofe meer dan goed.
De Beuk
De man een boom.
Hij leest
met wortels diep geaard
de kruin een open wereld
regels waaien af en aan
dwarrelen hals over kop
rust recht het ritme
wat jong ontplooit krijgt oude aandacht
ieder seizoen prikkelend gebracht
in het licht van de eeuwigheid
maar tijd heeft recht van bestaan
weet medestanders te vinden
in weerwil van afbraak en verderf
verhoogt de boom zijn rijkdom
onafgebroken
het verhaal gaat:
hij ging op in het niets
De derde afdeling opent met ‘Wit’, dat mooi de onherroepelijkheid van leven en dood beschrijft: ‘er is zoveel gezegd en / ongezegd gebleven/ onwetend/ gingen wij eraan voorbij// de dood herhaalt zich niet.’
Hier vinden we ook het pregnante ‘Bijgezet’: ‘Je as moet zichzelf gewicht geven/ zo neemt de urn bezit van de aarde// […] // nu kruip je vermomd onder de struiken/ alsof het altijd voor niets is geweest// wanneer alsof het laatste woord heeft/ hoe heten dan alle woorden voordien.’ Wie zo’n laatste regel kan schrijven, begrijpt iets van taal en van poëzie.
Het slotgedicht van de bundel, ‘Orpheus’, bestemde Dura voor een aantal ernstige opdrachten aan zichzelf. ‘Niet omkijken bij het ontwaken’, is de eerste, ‘breng de helleklanken in onderpand/ koop er zuivere toonladders voor/ het laatste geheim een nieuwe kans’ de laatste. Het maakt Carla Dura overtuigend de dichters die zij altijd al was.
***
Carla Dura (Rotterdam, woont thans in Naarden) volgde haar opleiding tot actrice aan de Toneelschool in Amsterdam en aan de theaterschool van het Théâtre National Populaire in Parijs. Vanaf 1960 speelde zij in Nederland onder andere bij de Haagse Comedie en Ensemble. Ook speelde zij film- en televisierollen en schreef zij kindermusicals die door haarzelf werden geregisseerd. Zij geeft les in voordracht en poëzie en was als redactrice werkzaam bij Het Nederlandse Boek en bij De Beuk, Stichting voor Literaire Publicaties in Amsterdam, de bekende uitgeverij van haar man Wim Simons (1926 – 2005).
Van haar verschenen tussen 1983 (Een winter lang) en 2002 (Het licht mag zich verslapen) zestien bundels, opvallend vaak geïllustreerd, zoals bijvoorbeeld Zingeven, een dialoog met tekeningen van Jeroen Henneman (1991).
Ongetemde kracht telt negen fraaie, ijle tekeningen van Martina Wagner-Mohr, een Duitse grafisch kunstenares. Naast de al zeer verzorgd uitgegeven standaardeditie brengt de Giethoornse uitgever Cees Duine voor tien euro meer een luxe editie van XXX Romeins genummerde en gesigneerde exemplaren.