Jelmer van Lenteren (1987, Delft) won onlangs in de regio Gouda de voorronde van WriteNow!, de schrijfwedstrijd voor jongeren in Nederland en België die erom bekend staat nieuw talent te lanceren. Meander merkte zijn inzending op en legde hem enkele vragen voor. Van Lenteren schrijft al sinds zijn dertiende. Op wat theaterteksten na altijd poëzie. Sinds ongeveer een jaar schrijft hij ook muziek- en filmrecensies voor websites en nieuwsbrieven.
Veel jonge mensen schrijven, maar komen niet met hun pennenvruchten naar buiten. Wanneer en waarom deed jij dat wel?
Ik schreef al gedichtjes toen ik dertien of veertien was. Op een gegeven moment kwam de Dag van de Literatuur eraan. In Delft is er altijd op die dag een poëziewedstrijd voor middelbare scholieren. Mijn lerares Nederlands raadde me aan om mee te doen. En dat deed ik. Ik won de wedstrijd en daarmee mijn eerste poëzieprijs. Toen me dat was overkomen, voelde ik helemaal geen schroom meer om met mijn poëzie naar buiten te treden. Dat is achteraf natuurlijk onzin, want wat ik toen schreef, was heus niet zo goed. Ook niet voor iemand van mijn leeftijd, denk ik.
Was dat het moment dat je dacht: hé, ik kan iets!
Inderdaad. Ik voelde het ook toen ik kort daarna de poëziewedstrijd van Pop Meets Poetry won. Maar ook door anderen, mijn vader bijvoorbeeld, kreeg ik het idee iets te kunnen. Hij moedigde me altijd aan. Dat doet hij overigens nog steeds. Hij leest mijn gedichten graag.
Hoeveel van wat jij beleeft, zit er in je gedichten?
Ik jongleer een beetje met de werkelijkheid. Veel van mijn gedichten zijn autobiografisch, maar ik wil toch altijd dat de lezer ze los ziet van de dichter. Ik stop er bijvoorbeeld een regel in, een emotie of anekdote, die er goed tussen past, maar die dus niet per se realistisch is. Soms denken mensen dat een gedicht expliciet over hen gaat. Ze hebben het dan mooi mis. Vaak is het hooguit geabaseerd op een relatie met iemand. Ik kan bijvoorbeeld een dag naar de kust gaan in mijn eentje en thuiskomen met twee gedichten waarin de ik-persoon met zijn liefje op het strand wandelt. De werkelijkheid is goed te verdoezelen.
Je bent nog vrij jong. Vind je van jezelf dat je al een eigen stijl hebt, of ben je nog zoekende?
Ik heb al vaak in mijn leven gedacht: dit is mijn stijl! Toch, een half jaar later blijkt hij toch weer heel anders te zijn. Ook nu heb ik het gevoel dat ik mijn stijl heb gevonden, maar ik betwijfel of dat echt wel zo is. Ik denk dat ik nog vaak het roer zal omgooien. Ik begin immers snel te twijfelen aan iets. Dan denk ik: ze kennen dit trucje nu wel. Maar misschien valt het mee en blijf ik bij deze stijl. Wie zal het zeggen…
Je leest zelf ook graag poëzie. Je noemt Herman De Coninck en Arjen Duinker als jouw helden. Wat vind je in hun poëzie?
Ik zoek allereerst rust in poëzie. Gewoon even wegzinken in de wereld van een gedicht. Soms ben je na twee strofen al op reis, daar kan niks tegenop.In de poëzie van bijvoorbeeld De Coninck zoek ik ook inspiratie. Hij kan me zo betoveren dat ik in een ‘schrijfmodus’ terechtkom. In andermans gedichten zoek ik vooral ook de mogelijkheden van poëzie. Ik lees ze en ontdek dan – aha – dat je met zo’n zinsconstructie kunt beginnen. Of dialoog mag gebruiken. Of een verloren beeld laten rondzwerven.
Ben je al met een bundel bezig? En wat is voor jou een geslaagde dichtbundel?
Ik ben er al vrij goed mee bezig. Ik probeer enerzijds veel nieuw werk te produceren, maar de laatste tijd probeer ik ook langer stil te staan bij de schrijfsels die er al zijn. Ik schaaf eraan en ben niet meer zo gauw tevreden. Ik weet wel dat ik nog lang niet genoeg heb. Een geslaagde bundel heeft namelijk minstens een dertigtal gedichten, als het er al niet meer zijn. Verder kent een goede bundel ook eenheid maar zeker ook verscheidenheid. Ja, een goede bundel lees je het liefst twee keer achter elkaar.