Vera De Brauwer (Gent, 1964) studeerde Romaanse Filologie aan de Universiteit Gent. Ze won diverse poëzieprijzen, waaronder de Cultura-sonnettenwedstrijd in 2008. Ze werd tweede bij de wedstrijd Dichter bij de Vlaamse Ardennen en dit jaar schreef ze het winnend Gedicht van de Stad Ronse 2010. Vorig jaar bracht ze bij Unibook een dichtbundel uit: Verzinnen (2009).
Waarom ben je gedichten gaan schrijven?
Ik schreef al graag ellenlange opstellen, humoristische brieven naar vriendinnen. Maar daarin kon ik mijn sentimentele kant niet laten zien, vermoed ik. Mijn eerste gedichten schreef ik toen ik een jaar of veertien was. Ze waren op rijm en nogal weemoedig, mijn moeder hield er niet zo van.
Wanneer is een gedicht een geslaagd gedicht?
Een gedicht moet bij een eerste lezing uitnodigen tot herlezen, bijvoorbeeld doordat er een spanning is tussen het letterlijke en het verbeeldende of het strikt persoonlijke en het algemene. Ikzelf lees niet graag gedichten die bestaan uit louter spitsvondigheden waartussen ik het eventuele verband mag raden. Mijn eigen gedichten moeten zo open zijn dat een lezer zich erin kan spiegelen, zonder dat ze per se multi-interpretabel zijn. Ik wil geen draadjes raffia aanreiken en de lezer een matje laten vlechten. Ik wil een eigen matje tonen waarvan de lezer de kleuren en het patroon herkent.
Op jouw weblog http://veradebrauwer.punt.nl/ kunnen we gezongen gedichten van je beluisteren. Hoe ben je ertoe gekomen om poëzie en muziek te combineren?
‛Hamertjes’ was het eerste, enigszins ludieke gedicht waarvoor ik spontaan een melodie bedacht. Pas een jaar later zette ik een tweede gedicht op muziek. Sindsdien schrijf ik regelmatig muziek bij gedichten. Het is niet zo dat ik de tekst verander. Het gedicht komt altijd op de eerste plaats. Ik zing graag en het maakt mijn gedichten nog toegankelijker. Sommigen zullen mijn poëzie daardoor misschien als minder serieus nemen, maar dat neem ik voor lief. Overigens schrijf ik af en toe light verse, onder andere gorgelrijmen waarvoor ik luchtige melodietjes maak.
Veel van jouw gedichten zijn geschreven in sonnetvorm. Vanwaar die voorliefde?
Via een vriend leerde ik de sonnetten van Jean Pierre Rawie kennen. Binnen drie dagen had ik zijn verzameld werk uit. Ik was toen zo doordrongen van het dwingend metrum dat ik mijn eerste sonnet schreef. Ik heb altijd al ‘ritmisch’ of melodieus geschreven en ik hou van rijm. Het was alsof ik eindelijk de baljurk aantrok die al die tijd op een kapstok had klaargehangen. Ik heb geen voorkeur voor sonnetten of de vrije vorm. Al moet ik toegeven dat het schrijven van sonnetten meer voldoening geeft, alleen al omdat het meer tijd vergt.
Je vermeldde bij je inzending naar Meander dat je poëzie schrijft als het moet. Vertel eens?
Ik schrijf alleen als inspiratie mij daartoe dwingt, wat betekent dat ik soms wekenlang niets schrijf. Ik kan niet gaan zitten met als doel een gedicht te schrijven wanneer het in mijn hoofd nog niet ‘geschreven’ is. Vooral mijn gedichten in vrije vorm kennen vaak een eerste, rudimentaire versie nog voor er een letter op papier staat. Bij een sonnet dringen de eerste regels zich als het ware op, in de maat van de jambe. Omdat ik mijn gedichten ook in gedachten herschrijf en verbeter, ken ik ze uiteindelijk bijna allemaal uit het hoofd.
Je hebt tot nu toe een dichtbundel uitgebracht. Heb je nog plannen?
Ik wil mijn weblogs regelmatig bijwerken, de ene ook met columns. Ik draag mijn werk graag voor, zowel voor een volwassen publiek als voor kinderen, die ik met mijn gorgelrijmen kan plezieren. In september start ik met een muziek- en zangopleiding, wat hopelijk mijn gezongen gedichten ten goede komt. Verzinnen bevat uitsluitend sonnetten en gedichten op rijm, mijn tweede bundel zal bestaan uit gedichten in vrije vorm.