Van ma zul je geen last meer hebben
door Bouke Vlierhuis
Televisiereclames, alcohol, de dood, de liefde: als thema’s voor poëzie zijn ze volledig uitgekauwd en onuitputtelijk tegelijkertijd. Er is een dichter van formaat nodig om over deze onderwerpen nog iets origineels op papier te zetten. Daniël Dee (1975) is zo’n dichter. Daniël Dee schrijft ook in Monsterproof weer pathetisch, in clichés. Hij is een dweper, een aansteller die zich vaak wentelt in zelfmedelijden. Dat je dat van hem pikt en blijft pikken, komt alleen maar omdat hij dat allemaal doet zonder ironie. Pathetiek werkt alleen als zij wordt gebracht zonder een spoor van ironie. En dan bedoel ik niet dat Dee geen zelfspot heeft, want die heeft hij in overvloed. Het gaat erom dat je, als je het zoveelste gedicht schrijft over een mislukte liefde, iedere ondertoon van ‘dit is het zoveelste gedicht over een mislukte liefde’ moet vermijden. Als iedere relativering, ieder verontschuldigend glimlachje van de dichter ontbreekt, heeft de lezer, eenmaal aan het gedicht begonnen, geen keus. Er is geen nooduitgang. Je moet mee, het onaangename wereldje van Daniël Dee in.
Geen gedichten dus om regel voor regel te lezen of te analyseren, maar gedichten om van te walgen, om te lachen of verontwaardigd bij te grommen.
Het is dit niet-literaire, het anti-poëtische, dat de verzen van Dee zo geweldig maakt. Het is echt. Het is niet een gedichtje over een mislukte liefde van een dichter die gedichtjes maakt over mislukte liefdes, het is echt het eind van de wereld. Dee lezen is diep in het hoofd van de mens Daniël Dee kijken. En omdat de thema’s die hij kiest zo universeel zijn, kijk je ook in je eigen hoofd en daar zie je, als man in ieder geval, jezelf op je kwetsbaarst.
De paradox is natuurlijk dat er een groot dichterlijk vakmanschap nodig is om zo’n directheid in een gedicht te stoppen. Een nieuwe bundel van Dee is dan ook altijd iets om naar uit te kijken. Als dan blijkt dat hij zich in zijn nieuwste uitgebreid heeft gewaagd aan mijn favoriete genre-dat-maar-geen-genre-wil-worden, het prozagedicht, dan ben ik compleet verkocht. U moet mij dan ook maar vergeven dat ik een beetje uit de bocht vlieg als ik u vertel dat ik bij het lezen van het volgende hartkloppingen kreeg en meende met de Nederlandse – en 21e-eeuwse – Rimbaud te maken te hebben:
De narrenkoning nam me bij mijn moeder vandaan. Om iets te weten te komen over de oorsprong van taal, liet hij een aantal baby’s in twee groepen verdelen. De ene groep van dertien baby’s kreeg volledige aandacht. De baby’s werden gevoed, er werd tegen ze gesproken en ze werden aangeraakt en geknuffeld. De andere groep van dertien kreeg te eten en te drinken, maar aandacht en aanraking werd hen onthouden. De baby’s uit deze tweede groep stierven allemaal, op mij na.
Ik lieg: ik weet niets van mijn verleden, ars oblivionis.
Ik versta de kunst van het vergeten even sterk als Wolverine. Ik drink als kapitein Haddock. Duizend bommen en granaten slaan kraters in mijn kop. Apostel van de ledigheid.
O chirurgijn, snijd een luikje in mijn hoofd.
O kakadoris, kijk toch eens: gek van bloemen,
duizendéén narcissen dansen voor jou, trek ze uit mijn brein.
…
Absurd dansende taal, stripfiguren, de Oorlog… Alles bij elkaar in een hypnotiserende draaikolk. Hier en op verschillende andere plaatsen in de bundel is ouderschap een belangrijk thema. De vader, een man immers, daar kan Dee zich nog in inleven. In een aantal gedichten, zoals ‘Aan mijn ongeboren kroost’ is de ik-figuur zelf de vader. De moeders, vrouwen en dus niet alleen het centrum van Dee’s dichterlijk heelal maar ook de veroorzakers van alle ellende, komen er een stuk slechter af. Zoals in de laatste strofen van ‘Zoenoffer’:
en dan je gezeik soms ben je net mijn moeder dat neem ik terug
als jij mij terugneemt van ma zul je geen last meer hebben
beloofd ik ken je afkeer als ze je weer eens tochtige vaars noemt
dat zal nooit meer gebeuren in deze dichtgetapete plastic tas
van bas van der heijden heb ik een gift voor je een zoenoffer
jouw plaaggeest haar hoofd
De zesde afdeling van Monsterproof bestaat overigens uit door Dee gemaakte vertalingen van gedichten van ene Liza Yuvachova, over wie Google zo’n beetje in het duister tast, afgezien van het feit dat de zus van de bekende Russische absurdist Daniil Charms ook zo heette (en over deze Yuvachova kan het, gezien de inhoud van de gedichten, onmogelijk gaan). Een collega-recensent beweerde zelfs al dat het mogelijk om een mystificatie van Dee gaat. Als dat zo is, dan is het wel een hele goede want de stijl van de gedichten is totaal anders. Hoe dan ook is het bijzonder effectief om een bundel die zo expliciet het mannelijk perspectief kiest af te sluiten met een aantal gedichten van een (al dan niet bestaande) vrouw.