Deze bundel van twaalf gedichten/teksten naast evenzoveel foto’s is prachtig vormgegeven. Zelfs het formaat is ‘arty’. De bundel bestaat uit witte en grijze pagina’s; de witte voor de gedichten, de grijze voor de foto’s. Op de cover staat een welhaast klassieke landschapsfoto: in schuine diagonaal een kust, met voorgrond, middenpartij en achtergrond in atmosferisch perspectief en een vlucht vogels in de lucht. Erg veel grijstonen, weinig contrast. Het achterplat toont een detailfoto van helmgras met dwars erop verdroogde stengeltjes; evenals de coverfoto een gulden snede-compositie, waarbij de beide diagonalen zich kruisen.
Laat ik beginnen over de foto’s: De foto’s van Groot zijn foto’s die U en ik ook wel eens maken: je staat op een hoog punt uit te kijken op een kust en er zwermen vogels voorbij en je klikt. Je loopt over het strand en ziet een steen die lijkt op de achterkant van het menselijk lichaam en je klikt. Je ziet een aangespoelde boomstronk die lijkt op een alien en je klikt.
Alle foto’s zijn wat saaie traditionele verstilde landschappen op één na: een vollopende mui. Bijna alle foto’s zijn vierkant, wat erg esthetisch werkt, vooral als de foto’s, genomen aan de kust van Nova Scotia in Canada, stilliggende zaken afbeelden. Ik vind ze nogal voor de hand liggend, niet hemelbestormend. Gewoon mooi, en je bladert door omdat de foto’s lijken op zovele foto’s die je eerder al zag of zelf nam.
Ik mis onder de foto’s een tijd- en locatieverwijzing.
Getuige het motto op pagina drie veronderstelt de dichter argeloze lezers. Hij noteert: ‘Deze afbeelding is een sterke vereenvoudiging van de complexe werkelijkheid.’ Het gedicht? De foto? Het aanzicht van het brein? De bundel als een soort ‘totaalkunstwerk’?
Dit motto is een cliché om mogelijke uitglijders te verantwoorden. Achteraf blijkt dat deze zin overgenomen is van een site waarop een document staat van de Hersenstichting! Hierna moet er kennelijk iets met de lezer/toeschouwer gebeuren.
De bundel telt zes pagina’s ondersteunende informatie om het poëtische en fotografische plaatje helder te krijgen. Na het motto, een pagina ‘prelude’ (mijn term) met Engelse teksten, met verschillen in lettergrootte om de tekst van achter naar voren te laten reiken. Achteraf blijken die preludes van Nick Cave en J.F. Herbin (schrijver/dichter uit Nova Scotia) te zijn.
Na veel onderling inwisselbare gedichten met wat flauwe foto’s kom ik op een ‘Nawoord’ uit van de fotograaf. Er wordt gesproken van een ‘gezamenlijk project’ waarbij ‘foto’s en gedichten een samenhangend geheel vormen’, maar ‘ze kunnen ook als op zichzelf staande werken gezien worden’.
‘De tijd speelt een spel met de verbeelding in het landschap van….’ Ik zie het niet terug in de foto’s. Nova Scotia zal best uit ‘overdonderende landschappen’ bestaan, maar de foto’s tonen dat nu net niet.
Ik citeer de zich verantwoordende dichter: ‘Ik koos uit de collectie ‘Tidescapes’ van Dick Groot twaalf foto’s die in de afgebeelde volgorde in mijn ogen een – mij vooralsnog onbekend – verhaal vormden. Dat verhaal ontstond vervolgens naast de foto’s. De foto’s (-) duiken op hun beurt weer op in de gedichten: de gedichten in de foto’s.’
Een aantekening op pag. 43 spreekt van ‘De visuele overeenkomsten tussen het slik en het menselijke brein’ waarin – het thema van dit werk – ‘de zetel der liefde heerst’. Een koeienflodder in de vorst vertoont hetzelfde aanzicht. Opgedroogd slik vertoont morfologisch hetzelfde als verdroogde aarde, onze dode hersenen zijn net zo als het aangezicht van de ouderdom.
De meest voor de hand liggende zaken worden in deze bundel als kunstzinnige vondsten gepresenteerd! Je kunt mindere poëzie niet verdoezelen door in je nawoord de volgende namen op te nemen: Nick Cave, J. F. Herbin, G. Achterberg, S. Smith, S. Beckett, Wikipedia, Radiohead en geraadpleegde woordenboeken. Een kwestie van per se interessant willen zijn?
Alle wat experimentele gedichten gaan over het verlies van een geliefde (‘De gedichten zijn voor S. ‘Nicest Thing” ), fotografie en eruditie: is poëzie met variaties in de lay-out met foto’s nu een breinkraker geworden?
Pag. 43 stelt mijn kritiek nu op scherp: ‘De visuele overeenkomsten tussen het slik en het menselijk brein – en het brein als zetel der liefde’ brachten de dichter ertoe om de anatomische namen van hersenonderdelen te gebruiken.
Te veel denkwerk dus en te weinig poëzie. Maar soms is er een mooie combinatie, een sfeerovereenkomst tussen woord en beeld, want Kosters kan wel dichten, er staan mooie zinnen in de teksten, zoals:
waar je weken over doet,
brief als poging tot dagboek, dezelfde devotie;
brief waarin je terugkomt
op eerder ingenomen standpunten
en deze dan opnieuw inneemt;
kiezels die je ophoest en weer doorslikt.
Uit: Ik droomde dat ik dood was, pag.20
Het is lovenswaardig dat de dichter risico’s durft te nemen om zoveel zaken bijeen te brengen, maar ik ervaar geen meerwaarde, al komt de dichter wel op mij over als een belezen Icarus. De bundel blijft voor mij een vlakke lijn met soms, na puzzelen, een leuke top, zoals het openingsgedicht ‘Vis Nacht’: een gedicht, dan een grafische dubbele punt met eronder tekst lopend van groot corps via klein naar groot, met daarin ‘En een krabbetje’, met ernaast de foto van een vlokkerige zeebodem (de hersenen!) met een klein krabbetje in defensieve houding.
Los van de gegeven kritiek: de grafisch vormgever van deze uitgeverij verdient een lintje.