een vaal zwart vlak
door Kees Godefrooij
Bij het lezen van De zee niet gezien vandaag moest ik vaak denken aan het woord ‘vondsten’: gezochte beelden die het niet altijd doen. Er kleven namelijk nogal wat pluisjes aan de interpunctieloze sprookjes van Vermeulen en dat geeft regelmatig een wollig resultaat, zoals in ‘Dierbaar’: ‘twee drachtige ezelinnen / die na het lange binnen / zich te buiten gingen.’ In ‘Mist end’, een tekst met natuurbeelden, kom je de volgende ‘vondst’ tegen: ‘hun langgerekte V trekken boven / volkenvrijheid van meningsuiting / en schapenwolken.’
En op de verkeerde manier romantisch is Vermeulen in het gedicht ‘Meer’: ‘op ’n een nacht zong verlangen / het lied van haar dromen.’
Vermeulens natuurbeschrijvingen en poëtische sprookjes komen niet uit de verf. De observaties zijn vlak, spreken niet tot de verbeelding en bovendien is het allemaal eerder gedaan en beter. Ik heb het idee dat zij zo moet worstelen met haar materiaal, dat zij aan de beheersing ervan niet toekomt. Neem bijvoorbeeld ‘Storeyboard’ (moet dat geen ‘Storyboard’ zijn? – KG):
Middenin een vaal zwart vlak
uitgestrekt als een decennium
dun en verschoten tot een onbestemd
grijs dat lijkt te verdoezelen waar
hechtingen verwijderd draden versleten
zomen losgelaten zijn
het leven een lappendeken van
aan elkaar genaaide flarden stof
onderling verschillend van textuur en tint
afgezet met bonte linten welke
grenzen van tijd aanduiden waarin
soms een gat moest vallen
als een wak in het ijs
waarover een bloedrode strook ligt die
oorsprong met eindigheid verbindt
ritmisch daaronder een duivelsdozijn
van vierkanten waarop een enkele zon
een halve maan een leeuw
een witte ram en een steenbok
gestempeld staan rondom een staaltje van
stierenvechten in roestvlekken
zou bij wijze van voering
aan de achterkant van deze doek
een heel leven steek voor steek en
stap voor stap ervaring op belevenis
– liefde verlies geluk en ongeluk –
gelittekend kunnen worden tot aan
het moment van signeren
Moeizaam, een ander woord heb ik er niet voor.
Wel fraai is de eerste strofe van ‘Engelen der vrijheid’; in dit afscheidsgedicht meandert de melancholie losjes langs de regels en komt tot een climax in het laatste woord:
in het bruin doorleefde trappenhuis
bij vrienden in Berlijn
vliegt er een duif binnen
door één van de kleine witte raampjes
die op elke verdieping openstaan
om lucht te geven aan vijf etages somberte
De bundel bestaat uit negen afdelingen en bevat 38 gedichten. Op het achterplat staat: ‘Mieke C. Vermeulen is dichter en docent. Haar leefomgeving gaf haar de beelden, een opleiding aan de kunstacademie gaf de uitingsvormen. Intuïtie liet haar niet in de steek. […] Haar grootste leermeester is Toon Tellegen, haar machtige voorbeeld: Tjitske Jansen.’ Bij een volgende bundel moet het dus goed komen.