In het wangslijm
door Kees Godefrooij
Uitgeverij de Brouwerij meldt op haar site dat Wouter van Heiningens bundel Zoals de wind in maart graven beroert is voortgekomen uit ‘verwondering en bewondering’.
Dat zou dan iets moeten beloven. Maar niets, werkelijk niets prikkelt in deze bundel de zinnen. De ene saaie regel volgt de andere op in één lange monotone brom. Niets springt eruit.
Een paar willekeurige voorbeelden:
Uit ‘Verontrustend rustgevend’: Je zinnen prikkelen / de woordenman in mij / dat wat je schrijft / komt immers aan / in veilige haven.
Uit ‘Paradijsvogel’: Het manifest van je unieke leven.
Uit ‘Penelope’: nu schijnt daar altijd nog de zon / achter de wolken voor wie het wil / zien, […].
Uit ‘Berglandschap’: In het wangslijm van / de dampkring / kauwt de aarde / de brokken binnenste / naar buiten.
Het wordt ronduit pijnlijk als Van Heiningen zich aan het rijm waagt, zoals in ‘Zeemansgraf’: Verlaten en in zijn daden verweesd / trad hij horizon en water tegemoet / alsof er nooit sprake van / een evolutie was geweest.
Voor welk publiek van poëzielezers is dit geschreven? Zoveel uitgekauwde overbodigheid tussen twee kaften ben ik nog niet eerder tegengekomen. Was er niemand ter uitgeverij die Van Heiningen tegen zichzelf kon beschermen? En was er niemand die de Brouwerij voor deze uitgave kon behoeden?
Er is geen moment sprake van enige uitdaging, nooit is een gedicht intrigerend, of wordt de taal op een interessante manier gebruikt. Dooddoeners, infantiele vondsten en kromtaal, dat is wat je aantreft en ook als zodanig moet benoemen, als je de poëzie serieus neemt. Dan is er maar één maatstaf: de hoogste.
Leg je die niet aan, wordt alles anders en mag je wat slechts de schijn van poëzie heeft, toch dichtkunst noemen. Ik ga daar niet in mee.
De bundel telt vier afdelingen van elk vijftien gedichten: ‘De dagen dat ik je zocht’, ‘Niemand zit mooier dan zij’, ‘Altijd in beweging’, ‘Wie er moet zijn is aanwezig’.
***
Wouter van Heiningen (1963) is directeur van de bibliotheek Maassluis | Midden-Delfland en betrokken bij de stichting Ongehoord! en het Nationaal Documentatiecentrum Maarten ‘t Hart. Eerder publiceerde hij een eerder in Meander besproken bundel gedichten bij foto’s van Ruben Philipsen (Zichtbaar alleen, 2008) en samen met Alja Spaan schreef hij Je hebt me gemaakt met je kus (2010).