LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Luc C. Martens – hoop op stille muren

2 nov, 2012

Een boemerang van helse stilte

door Levity Peters

Was het niet de Franse filosoof Bataille die beweerde dat alle grote kunst voortkomt uit het kwaad? Ik denk aan Dostojewski die in Misdaad en straf je als het ware in de huid van de moordenaar Raskolnikov trekt. Aan Boelgakov, die met zijn roman De meester en Margarita de Rolling Stones inspireerde tot Sympathy for the Devil.
Ik moest daar onontkoombaar aan denken toen ik de poëzie las van de Vlaamse dichter Luc C. Martens. Die probeert in zijn gedichten iets wat ik geen dichter aan zal raden: empathie wekken. Hij staat aan de kant van de slachtoffers, de zwakken, de machtelozen, en roept ons op tot mededogen.
Maar Hugo Claus had gelijk denk ik, toen die beweerde dat poëzie geen normen heeft, maar danst op de maat van het ogenblik. Het risico dat de poëzie verdwijnt onder goede bedoelingen is groot.

Port-au-Prince (13-01-2010)

Sliep U toen de aarde hun bed nam,
hun thuis, kruis en geliefden?
waar was U voor losgeslagen armen,
handen, verkrampt in hun laatste gebed?

koos U het gebroken staal, het beton
dat ontwapend zwijgt in een valse stilte?
wilde u in dode ogen het gestold verhaal
van hun povere lippen?

geen honden meer voor de wonden
het oogwit vergroot, zwart gebrand
van dit geschokte land ligt hun taal
van broze hoop onder Uw kathedraal

in deze haven van bedrog
werden zij puin van U

Een beschuldiging aan het adres van Onze Lieve Heer zelf. Als God God is, de schepper van hemel en aarde, waarom staat hij alle ellende in deze wereld dan toe? Een vraag waarop natuurlijk nooit een deugdelijk antwoord komt. Altijd blijft die wrede God er één met de hoofdletter U. Zelfs wanneer zijn beeld, als in dit gedicht, aan puin gaat. Hij blijft een realiteit voor de dichter.
Het grappige is dat het even duurt in dit gedicht voordat je beseft dat niet jij het bent die met U wordt aangesproken. Het is een beetje uit de mode, maar het voelt niet slecht om een U te zijn; blijkt het toch weer Die Oude die wordt aangesproken, die dove…
Het is uit mededogen met de slachtoffers dat Hij hier een beetje wordt omgebracht. Maar op een brave, vooropgezette manier.

Er staat in hoop op stille muren ook een gedicht dat gewijd is aan Natascha Kampusch, die acht jaar lang werd gegijzeld, voordat zij ontsnappen kon, waarna de man die haar gevangen hield zelfmoord pleegde. Dat gedicht eindigt zo:

nu nog spreek ik zijn taal, fel en onbewogen
psychologen voor schut

luisteren naar mijn verhaal
een blik in de hel

Het gedicht ‘Elisabeth’, dat ik één van de betere vind van deze bundel, is geïnspireerd door de verhalen over Jozef Fritzl, die bij zijn dochter zeven kinderen verwekte, die hij vanaf hun geboorte samen met hun moeder ondergronds hield.

dagen gaven nooit meer licht dan nachten
mijn huid kende geen kleuren
er was enkel sneeuw

beschaamd voor uitgeputte borsten
bevroren moedermelk
een zevende kinderschreeuw

genomen tussen ondergrondse muren
voor de uitgedoofde ogen
van zes monddode kinderen

die bovengronds niet kunnen begrijpen
dat lucht ook blauw kan zijn,
dat men wakker wordt van kippen

Verschrikkelijke zaken natuurlijk. Maar dat wisten wij al vóór deze gedichten. Ze doen mij denken aan het initiatief dat, in de jaren ’70, de kerken namen tot ‘morele herbewapening’. Het neemt onze fascinatie door het kwaad niet weg. Die fascinatie lijkt mij de ontkende bron van deze gedichten.
Daarmee kom ik bij mijn onvrede met deze poëzie. Regelmatig viel ik over leuke of interessante vondsten, en natuurlijk was ik het eens met zijn stem voor de vertrapten. Maar het kwam op mij te vaak bedacht over, dikwijls niet helder, en soms nogal clichématig.
Er zijn drie gedichten over een zus, die blijkbaar geestelijk gehandicapt is. In alle drie de gedichten wordt verteld over haar duizend foto’s, maar er wordt er niet één zichtbaar gemaakt. Dat stoort. In twee gedichten kleurt zij tussen de lijnen. Dat is teveel, want zegt niets over wat het de dichter doet. Wellicht zegt het iets over zijn schuldgevoel, zijn behoefte om haar wat te geven, om haar een plaats in het leven, in ons leven te geven, wat niet is gelukt, zelfs met drie gedichten niet, zij blijft ons vreemd; zij bleef onzichtbaar.
Daarnaast zijn er, naast een aantal min of meer erotisch getinte gedichten, gedichten over zwanger- vader- moederschap, ook nog een aantal bijna surreële gedichten als het volgende:

verkleumd

de echo van zijn valse lach
striemde als een boemerang
haar verkrampte gezicht

zijn schouder etterde steeds dieper
samen zwegen ze de verloren liefde,
gebroken, over hun navel heen

haar geduld was op en ook de wijn,
de borrelhapjes en het haardvuur
dat hen verkleumde van helse stilte

Daar word ik stil van. Het gedicht werd in 2006 bekroond met de derde prijs poëziewedstrijd ‘Bronzen van MaRf’ van de gemeente Nazareth. Er moeten dus mensen zijn die begrijpen wat hier te lezen staat. De boemerang van zijn valse lach zal wel op hem zelf terugslaan, hem wellicht steeds dieper in zijn etterende schouder raken, nadat hij haar verkrampte gezicht gestriemd heeft. Die verloren liefde, over hun beider navel gebroken; is hij verloren en aanwezig tezelfdertijd? De stilte van het haardvuur, kan ik mij voorstellen, maar niet als helse stilte. Ik begrijp alleen dit:
Hier wordt op theatrale wijze geprobeerd om hevige gevoelens weer te geven die niet achter of onder de woorden schuilen. De bedoelingen van de dichter zijn duidelijk, zijn werkelijkheid niet, en waarschijnlijk daardoor leeft deze poëzie niet, of maar een beetje, of maar half.

***
Luc C. Martens (Blankenberge, 1956) is academicus aan de Universiteit Gent. Hoop op stille muren is zijn poëziedebuut. Zie hier voor zijn website.

 

     Andere berichten

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Sentiment door Jan van Gulik - - Karel Wasch (1951) neemt ons in Tegelijkertijd mee op een reis ‘vol verwondering, melancholie, weemoed en...