Pakkerds
door Joop Leibbrand
Harrie Sevriens (Heerlen, 1957) werd in 2010 de allereerste Heerlense stadsdichter. Bij zijn afscheid eerder dit jaar werd hij koninklijk onderscheiden. Veel stadsdichters zullen hem daarin niet zijn voorgegaan, maar hij kreeg het lintje dan ook voor zijn totale oeuvre van de afgelopen vijfentwintig jaar als dichter, columnist, tekstschrijver en zanger.
Polderkolder
Op pad naar de stadsdichtersdag
in het door God vergeten Lelystad
Alleen bij Almere kan ik nog keren
Lintjesregen
Trots is hij
met wat op zijn revers prijkt
Ik dacht: Wie bereidt zijn eten
Regelt het huishouden
Maakt hem erop attent
als hij zijn afspraken
dreigt te vergeten
Fier is hij
omdat menigeen
hem naar de ogen kijkt
Ik vraag me af
Wie zijn onderbroeken wast
en hemden strijkt
In zijn voorwoord bij Heëlesje Mülkes en andere Heerlense (h)eerlijkheden typeert Hans op de Coul de auteur als ‘een levenslustige getekende’, ‘iemand wiens werkterrein de stad is van de namiddag tot in de nacht. Zijn teksten vertonen de sporen van gehavende liefdes en vriendschappen; ze zijn littekens pijnlijk verdriet maar ook halo’s van onverwoestbare levenslust: hilarisch cynisme houdt deze onvervalst beoefenaar van light verse met zware ondertoon actief.’
In Sevriens eigen woorden: ‘Wie/ zichzelf/ kent/ wil/ geen/ vrienden.’
Rijmschema
Weet je
wat met dichten
het geval is
Niets rijmt op alles
Verwacht van Sevriens geen bedachtzame observaties in mooie formuleringen verwoord, geen lange, uitgewerkte gedichten. Hij lijkt er zich niet alleen de tijd niet voor te gunnen, hij heeft er ook de lange adem niet voor. Zijn kracht zit woordspelige, spreukachtige notities van slechts een paar regels. Als hij dichter mag heten, is hij een aforistisch dichter.
Thuisdrinker
Ik hoef niet
naar de kroeg
Heb thuis al
ellende genoeg
Doorzetter
Opgewekt hijs ik dagelijks jenever
zij het met gevaar voor eigen lever
In Heëlesje Mülkes, letterlijk vertaald ‘Heerlense zoentjes’, werden ruim achthonderd van zijn tekstjes opgenomen. Ze zijn, hoe kort ook, vrijwel altijd voorzien van een titel, zonder uitzondering in gewoon Nederlands geschreven en bovendien opvallend weinig plaatsgebonden. In feite komt Heerlen maar sporadisch ter sprake. Het boek etaleert een uitbundige levenshouding, gevoed door drank en seks, en een haast gekoesterde somberheid, een gecultiveerde mislukking. Wat dat betreft deed hij me regelmatig aan Lévi Weemoedt denken, ook al vanwege de schuldeloosheid die hem van nature lijkt aan te kleven. Sevriens lijkt me typisch iemand op wie het ‘non posse peccare’, het niet kunnen zondigen, van toepassing is.
Nieuwsgierig
Als drank het antwoord zou heten
dan wil ik de vraag wel eens weten
Smeekbede
Beminde Heer U bent zo almachtig groot
Waarom is er zelden leven vóór de dood
Alle gradaties van flauw tot spitsvondig, van zouteloos tot best wel leuk en grappig, van banaal en oppervlakkig tot zelfs wijs komen in deze grabbelton voorbij.
Kruis
Is dat soms geen lijden?
Veel te vroeg getrouwd
Veel te laat gescheiden
Ex
Na tien jaar
kwam ik mijn ex
weer eens tegen
Goh wat is dat
een leuk mens
geworden
Uitslag
Mijn ex
Amen
Dit is geen bundel om in een keer uit te lezen. Wie al bladerend hier en daar wat proeft, zal regelmatig worden verrast door woordgrapjes die een goede conferencier graag op zijn repertoire had willen hebben. Met poëzie heeft het allemaal niet zoveel te maken. Enkele stadsgedichten zijn wat langer en dan is het meteen duidelijk dat het dan een stuk moeizamer gaat. Hij is de man van de onmiddellijke respons, van de directe ingeving.
Grafschrift
Mijn leven
had geen waarde
Toen ik sprong
viel ik pas
in goede aarde
Brutaal personeel
Ondanks de koude wind
zat ik met veel plezier
op de Scheveningse pier
De kelner zei: Fris hè
Ik zei: Nee, doe maar bier
Grappig.
***
Meer over Sevriens en zijn uitgever: hier, hier en hier.