Vicente Huidobro (1893-1948) geldt als één van de voornaamste Latijns-Amerikaanse dichters van de vorige eeuw. In Nederland is de Chileen echter nog nagenoeg onbekend. Piet Devos maakte tijdens zijn studie kennis met het werk van deze avant-gardist en besloot diens onvertaalbaar geachte boek Altazor (Hogevalk) te vertalen. Sander de Vaan spr@k met Devos over Huidobro, die in Latijns-Amerika nog altijd volop bewonderd wordt.
Hoe zou je de in het Nederlandse taalgebied nog vrij onbekende dichter Vicente Huidobro typeren?
Huidobro is ongetwijfeld een van de belangrijkste Spaanstalige dichters van de twintigste eeuw. De Argentijnse criticus Saúl Yurkievich schreef een bekende studie over de grondleggers van de moderne poëzie in Latijns-Amerika waarin Huidobro naast César Vallejo, Pablo Nerdua, Jorge Luis Borges en Octavio Paz staat. Een grote verdienste van Huidobro bestond erin dat hij de avant-gardistische ideeën uit Parijs – van dichters als Appolinaire en F.T. Marinetti – als eerste in het Spaans introduceerde.
Huidobro ontwikkelde ten tijde van de Eerste Wereldoorlog een eigen experimentele poëtica, het ‘Creacionismo’, volgens welke de dichter autonome werelden moet scheppen op papier. Het gedicht werd, met andere woorden, losgekoppeld van zijn beschrijvende of emotioneel-expressieve functie, en diende voortaan een op zichzelf staand taalbouwsel te zijn. Dit gedachtegoed zette Huidobro ook daadwerkelijk om in fascinerende bundels met speelse bladspiegels, onconventioenle typografie en bovenal verrassende poëtische beelden. Omdat hij vanaf 1916 tot kort voor de Tweede Wereldoorlog in Parijs woonde, schreef hij zowel in het Spaans als in het Frans.
In de Franse hoofdstad kon hij echter ook tot een vruchtbare samenwerking komen met schilders als Picasso en Robert Delaunay (die bundels van hem illustreerden) of met de dadaïstische auteur Hans Arp, met wie hij een verzameling novelles schreef, Trois nouvelles exemplaires.
Altazor geldt als min of meer ‘onvertaalbaar’, toch ben je eraan begonnen. Waarom?
Eerlijk gezegd geloof ik niet erg in die notie van ‘onvetaalbaarheid’. Natuurlijk moet je als vertaler altijd op zoek naar creatieve oplossingen en kun je een werk als Altazor niet simpelweg overzetten, maar dan nog kun je een strategie bepalen waarmee je het origineel zoveel mogelijk recht kunt proberen te doen. En Altazor verdient dit ook, omdat het naast Vallejo’s Trilce en Neruda’s Residencia en la tierra zonder meer het voornaamste product van de Latijns-Amerikaanse avant-garde is.
Toen ik in 2004 het boek voor het eerst las tijdens een college aan de universiteit van Alicante, was ik werkelijk overdonderd. Al die wonderlijke beelden sleepten me mee in een duizelingwekkend licht- en klankspel. Toen ik mijn docente aldaar vertelde dat dit boek helemaal niet beschikbaar was in het Nederlands en ik voor dit college zelfs nog nooit van de auteur had gehoord, zei ze prompt: "Dat is toch eenvoudig: nu ga jij het vertalen!" Ik was toen nog op zoek naar een onderwerp voor mijn masterscriptie Literair Vertalen, maar dit leek me wel heel hoog gegrepen. Ik heb het er niettemin op gewaagd, en het werd gaandeweg alleen maar spannender en uitdagender!
Wat waren de grootste moeilijkheden ‘onderweg’?Ik wilde voor elke woordspeling en schending van grammicale regels, waarvan de Spaanse tekst werkelijk bulkt, een Nederlands equivalent vinden. Het was zaak om eenzelfde soort ontregelend effect te bereiken.
Zo bevat de tekst heel wat neologismen, te beginnen bij de titel die tevens de naam van het hoofdpersonage is. Die bestaat uit ‘alto’ (hoog) en ‘azor’ (havik) en heeft betrekking op het feit dat hij half mens, half vogel is. Hangend aan een parachute valt hij door de ruimte en overziet de moderne, snel veranderende wereld in de diepte onder zich. Het roofvogelmotief moest er, vanwege de scherpe blik, in blijven, maar met ‘havik’ vond ik niets dat goed liep; ‘hooghavik’ hapert in prosodisch opzicht. Daarom koos ik uiteindelijk voor een ‘hogevalk’, met bovendien evenveel lettergrepen als het Spaanse Altazor.
Maar zo zijn er tal van voorbeelden te geven. De tekst bevat ook een reeks van meer dan 200 variaties op ‘molen’ in combinatie met een woord eindigend op ‘ento’ (molino de viento, molino de aliento etc.). In het Nederlans leek het me het beste te variëren op basis van –ing’, dus: ademhalingsmolen, verzadigingsmolen, molen die ik ving, molen die ik beding etc.
Hoe zou je dit werk in het kort omschrijven?
Het is tegelijk een heel rijk taalspel en een diepgaande (taal)filosofische reflectie. Hogevalk valt zoals gezegd door de ruimte, wat een verbeelding is van de moderne ‘condition humaine’ in een ontgoddelijkte wereld. Beneden wacht hem volgens de tekst alleen ‘het open graf’, zodat Hogevalk onderweg de zin van zijn val, het leven dus, zelf moet zien te bepalen. Onder zich ziet hij ondertussen ingrijpende gebeurtenissen als de razendsnelle industrialisatie, de Eerste Wereldoorlog en de Russische revolutie. Voor deze moderne, ontwrichtende ervaringen volstaat de oude taal, de geijkte poëtische vorm, niet meer.
In het voorwoord in proza en de zeven zangen in vrije verzen probeert Hogevalk dan ook een nieuwe taal te creëren. Daarbij breekt hij het conventionele taalsysteem steeds verder af, wat vaak heel grappige passages oplevert, maar ten slotte in een puur klankenspel uitmondt. De vraag luidt dan natuurlijk of dit die lang verbeide nieuwe taal is, ‘een taal uit ongeboren zeeën’ zoals ze in Zang I wordt aangekondigd, of toch de ultieme mislukking van zo’n megalomaan project.
Wat ben je zelf geneigd te antwoorden op die vraag?
Hoewel een nieuwe taal uitvinden wel een utopie moet blijven, is het werk voor mij zeker niet mislukt. Integendeel, gezien de enorme rijkdom aan betekenissen die zo nauw samenhangt met het extreme karakter van dit taalexperiment vind ik Hogevalk juist een van de meest geslaagde dichtwerken van de vroege twintigste eeuw. Het blijft overeind naast de eerder genoemde Latijns-Amerikaanse teksten van Neruda en Vallejo, maar ook naast Lorca’s Poeta en nueva York, T.S. Eliots The waste land of Pessoa’s Ode marítima. Alleen al het personage Hogevalk, die in zijn duizelingwekkende val met de meest wezenlijke, existentiële vragen krijgt af te rekenen, blijft een ontzettend krachtig beeld voor het moderne individu. Maar zoals ik reeds aangaf, heeft het boek daarnaast nog zoveel meer te bieden.
Je noemde eerder onder meer Pablo Neruda en Jorge Luís Borges – beiden dichters die met name in de Spaanstalige wereld nog altijd worden gelezen; geldt dit ook voor Huidobro?
In Chili wordt zijn naam absoluut in ere gehouden. Er wordt binnenkort een museum aan hem gewijd in Santiago. Voor de gemiddelde poëzieliefhebber in de rest van de Spaanstalige wereld is Huidobro ook allerminst een onbekende. Maar zijn werk is misschien toch net te ‘intellectualistisch’ en experimenteel om bij een heel groot publiek ingang te vinden. Maar op iedere serieuze universiteit in Spanje of Latijns-Amerikaanse wordt in elk geval Hogevalk nog steeds bestudeerd.
Zijn er nog andere dichters die je graag zou willen vertalen?
Ja, vast en zeker! Als het om Spaans gaat, denk ik onder meer aan het werk van de Argentijnse Alejandra Pizarnik. Maar ik vertaal ook uit het Frans. Zopas heb ik voor het tijdschrift Terrras nog drie gedichten van de Martinikaanse dichter Aimé Césaire vertaald. Zijn poëzie is een prachtige stortvloed van klankassociaties en beelden van een tropische, mysterieuze wereld. Van hem zou ik in de toekomst nog meer willen vertalen, maar ook van de surrealist Benjamin Péret, de tweede dichter die ik naast Huidobro in mijn proefschrift behandel. Van Péret is wel een en ander in het Nederlands beschikbaar, maar er ligt nog zoveel moois op een vertaler te wachten. Neem nu het volgende gedicht uit Je sublime (1936):
ÉCOUTE
Si tu m’abritais comme un hanneton dans un placard
hérissé de perce-neige colorés par tes yeux de voyage au
long cours
lundi mardi etc ne seraient plus qu’une mouche
sur une place bordée de palais en ruines
d’oú sortirait une immense végétation de corail
et de châles brodés
oú l’on voit
des arbres abattus qui s’en vont obliquement
se confondre avec les bancs des squares
oú je dormais en attendant que tu viennes
comme une forêt qui attend le passage d’une comète pour
voir clair
dans ses fourrés qui gémissent comme une cheminée
appelant la bûche qu’elle désire depuis qu’elle bâille
comme une carrière abandonnée
et nous grimperions comme un escalier dans une tour
pour nous voir disparaître
au loin
comme une table emportée par l’inondation
Wat kunnen we verder nog van je in de naaste toekomst verwachten?
Wat het vertalen betreft zal de eerstvolgende boekpublicatie waarschijnlijk een bloemlezing uit Huidobro’s overige poëzie zijn, die ik momenteel met nog drie andere vertalers aan het voorbereiden ben. Maar mijn vertaalwerk is voor mij slechts één facet van mijn passie voor literatuur, een fascinatie die zich meer in het bijzonder richt op de vraag hoe literaire teksten onze waarneming beïnvloeden, hoe ze de aanblik van de wereld kunnen veranderen. Huidobro deed dit in Hogevalk door een geheel nieuw perspectief op de dingen vanuit de lucht te kiezen. Als vertaler selecteer ik dan ook teksten die juist die alledaagse perceptie ontregelen, maar ik wil ze ook als literatuurwetenschapper bestuderen en – in de mate van het mogelijke – zelf schrijven. Zo ben ik dus mijn proefschrift Kijken en voelen voorbij het waarneembare over Huidobro en Péret aan het voltooien – dat moet in de zomer van 2013 klaar zijn -, maar ondertussen schrijf ik ook korte verhalen waavan sommige reeds gepubliceerd zijn in tijdschriften en op www.kortproza.nl. Ik hoop er binnen afzienbare tijd een volledige bundel van te maken.
Vicente Huidobro – Hogevalk, of de reis aan de parachute
Vertaald en ingeleid door Piet Devos.
Uitgever Poëziecentrum; 182 blz.; € 22,50
ISBN 9789491023002
De bundel werd In Meander 441 gerecenseerd door Levity Peters.