LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Bart Stouten – Liefdespijn van Starbucks tot rotswoestijn

4 mrt, 2013

La prose du transanversoise

door Yves Joris

In zijn nieuwe bundel combineert Bart Stouten een reis naar Namibië met een eerbetoon aan Blaise Cendrars. Chrétien Breukers van Uitgeverij De Contrabas zag dat het goed was en gaf de bundel uit. Zes jaar na publicatie van Dagboek van een bloemlezer 8 op zijn blog heeft hij Bart Stouten niet over het hoofd gezien.

Eenvoud is het hoogste goed wat je kan bereiken. Deze woorden van Frédéric Chopin lees ik 1 maart op mijn gelukskalender, maar deze dag staat ook in het kader van het compliment. Wellicht daarom de vele complimenten die rondgestrooid worden tijdens de presentatie van de bundel Liefdespijn van Starbucks tot rotswoestijn in Galerij De Zwarte Panter te Antwerpen. De verwarming doet vermoeide pogingen om warmte te verdelen in het prachtige kader van de kapel van het voormalige Sint Julianusgasthuis. Oude bekenden ontmoeten elkaar, gesprekken over het weer, over radio Klara (waar Bart Stouten presentator is) en natuurlijk over poëzie en de teloorgang van de verkoop. Het eerste compliment van de avond is voor Chrétien Breukers, drijvende kracht achter De Contrabas, die met zijn bekende flair en oog voor kwaliteit, dit pareltje aan het papier toevertrouwd heeft.

Zal ik me ginds, aan het andere eind
van de wereld, met woorden
ontdoen van het teveel in mijn leven
en hoeveel tijd me dat moet kosten?
En zal ik de herstellende droomverzen lang
volhouden?

Zo opent Stouten zijn gedicht dat 38 bladzijden uitwaaiert en ons meeneemt op zijn odyssee die begint in het Starbucksfiliaal in het Antwerpse Centraal Station. De lezer kijkt mee in het hoofd van de dichter die worstelt met zijn existentiële overdaad en hoopt tijdens deze lange reis loutering te vinden van die kwaal die men consumentisme noemt. Ik herinner me mijn eerste interview met Bart Stouten. Te midden van een huis annex melomane bibliotheek in de schaduw van Atlas Copco begeesterde hij me met de openingszinnen uit LA PROSE DU TRANSSIBÉRIEN, het coming-of-age-prozagedicht van Blaise Cendrars:

En ce temps-là j’étais en mon adolescence
J’avais à peine seize ans et je ne me souvenais déjà plus de mon enfance
J’étais à seize mille lieues du lieu de ma naissance
J’étais à Moscou, dans la ville des mille et trois clochers et des sept gares
Et je n’avais pas assez des sept gares et des mille et trois tours
Car mon adolescence était si ardente et si folle
Que mon cour, tour à tour, brûlait
Comme le temple d’ Éphèse ou comme la Place Rouge de Moscou
Quand le soleil se couche.

Deze bundel is Stoutens eerbetoon aan de bewonderde Franse dichter. Ik stel me Stouten voor, gebogen over een dampende mok koffie, bril net niet van de neusbrug glijdend, het eeuwige schriftje in aanslag om te noteren met Proustiaanse ondertoon wat een ander al lang niet meer ziet:

in een luidruchtig hoekje van de Starbucks,
bij koffies vervreemd van vroeger,
maar ik, stille zwoeger tussen de bonen van weleer,
ik luister, ———-
————- ————- —————————–
naar het gefluister van namen in het dorre gras
aan het einde van de frappuccino-wereld.

De dichter luistert niet alleen. Met microscopische precisie ontleedt hij de omgeving en deelt die met ons in poëtische overpeinzingen. De meewarige blik op de koffiekaart zoekt tevergeefs naar een koffie met melk. Koffie in postmoderne tijden krijgt namen zoals Iced skinny latte of Vanilla Spice frappuccino blended beverage, alsof ze ter plekke door de dichter zelf verzonnen zijn.
Ook typografisch verplicht de dichter ons in zijn werk om even stil te staan. Neem in bovenstaand citaat even de tijd om de streepjes langzaam te laten voorbijglijden, elke slok een streepje. Proef de bitterheid van de koffie gemengd met nostalgische observatie.

Ik word oud – ik word
oud – ik word oud

lees ik op het gezicht van studenten in rozerode outfit.
Ze openen een voor een
monsters ice tea van een suikervrije brand,
ze zijn de flamingo’s onder een blauwe horizon
van mercantiele mijmering.

Geef deze woorden even de tijd om ze te laten doordringen. Het voordeel van voordracht is dat je onmiddellijk geconfronteerd wordt met het taalspel. Beeld je hierbij de radiostem in van Bart Stouten die weergalmt in de gewijde stilte van de kapel, terwijl een soundscape zijn woorden over onze hoofden wiegt. Woorden die zo vanzelfsprekend en logisch lijken dat ze soms dreigen verloren te gaan in het grotere geheel.

Tijd heeft grote haast
al hebben we het veel te druk om daarop nu te letten.

Tijdens de voordracht is deze zin me niet opgevallen en ook bij de eerste lectuur zelf – ik maak er altijd een gewoonte van om de mooiste zinsneden met een potlood aan te duiden – is hij aan mijn aandacht ontsnapt.
Tijd is de grote constante in deze bundel. De dichter zelf ontkomt er niet aan en schreeuwt het uit in typografisch uitvergrote woorden dat hij ouder wordt. Hij ontvlucht de hectische stad die pulseert in hoofd en ledematen om de onmetelijke stilte van Namibië op te zoeken. Ditmaal geen reis naar het geliefde Japan, maar toch laat Stouten het niet na om de bekende vlinderdroomscène uit de Tao te parafraseren:

Hij,
spoorloze god,
is de trein die naast me staat
en vertrekt, terwijl ik dacht
dat ik zélf vertrokken was, in de trein
die naast de andere staat.

Ter plekke in Namibië gaat de oberservator-dichter in overdrive. Zintuigen worden tot het uiterste gespannen zonder zijn poëzie daaronder gaat lijden. De kracht waarmee Stouten observeert staat in schril contrast met de beheerste en uitgepuurde taal waarmee hij zijn impressies beschrijft. Eenmalig beroept hij zichzelf op een hoofdletteronomatopee om zijn enthousiasme over het landschap te delen:

WOEEEE – WOEEEE – WO BIST DU?
De zandduinen halen rare streken uit.
Ze dragen alle Duitse namen.
Heerlijke plekken om te sterven zijn het
en baby’s in draagdoeken naar de hemel te torsen.

Ik moet toegeven dat het weinige dichters gegeven is om tegelijk geografie (de wandelende duinen) en geschiedenis (Namibië was ooit een Duits protectoraat) tot een geslaagd gedicht te hertalen.

Bart Stouten slaagt er met deze bundel in om reisimpressies in pure poëzie te vertalen. Tegelijk krijgt de lezer die er tijd voor maakt, een bundel die net zoals de wandelende duinen elke dag een ander uitzicht (of in het geval van de dichtbundel: een inzicht) aanreikt. Stouten bewijst dat eenvoud (in taal) inderdaad het hoogste is wat je kan bereiken om een beeld te schetsen. En ook al is gedichtendag voorbij, een welgemeende proficiat voor deze bundel die dit jaar (ook al zijn we nog maar enkele weken ver) zeker de prijs voor de beste verhouding prijs per poëtisch beeld in de wacht sleept.

***
Bart Stouten (1956) is licentiaat-vertaler en radioproducent/presentator bij Klara. Als dichter publiceerde hij bij Uitgeverij P vijf dichtbundels: Sapporo blues (2002), De wijsheid van de wind (2004), Happy Christmas, Happy New York (2006), Een Boek van Tijd (2009) en Tussen dood en herleven (2011). Als prozaïst debuteerde hij in 2009 met Het ware Eden, een spiritueel dagboek. In 2011 verscheen Beminde eilanden.

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...