LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Frieda Snel – Kruisgang

7 jun, 2013

De voorzichtige vrijheid van een illusieloze vrouw

door Levity Peters

Toen ik een aantal gedichten van de bundel Kruisgang van Frieda Snel voor de eerste keer had gelezen, realiseerde ik mij ineens dat ik de poëzie van een vrouw anders lees dan die van een man. Het werk van een dichteres lees ik ook als een soort ‘sekseverslag’. Bijna automatisch zoek ik de intieme aspecten die mij als man interesseren.
Ik schrijf dit met enige gêne.

Toen ik de bundel voor de tweede keer doornam, merkte ik dat de gedichten die ik mij het scherpst herinnerde, de meer seksueel getinte waren, zoals:

Voor 5 december

Geen lot hadden we deze keer getrokken.
Geen overdaad maar voor ieder minstens
een surprise. De mijne was een feest.

Eerst had een krom gedicht plezier om
pakjesavond. Wie pakt je ‘s avonds, las ik
lachend voor en toonde de jongenspop
die ik moest ontkleden en ontleden.

Ik sloopte hem. Een fors geslacht ging
er hilarisch aan geloven. Het was een pen.
Op een kaartje stond in schoonschrift
Schrijf Me Waar Ik Ben.

Ik keek de kring rond. Niemand,
dacht ik, niemand die ik ken.

En dan zit je ineens met een totaal ander gevoel dan de verwachte lichte prikkeling die een erotisch getint gedicht je kan geven. Hier is iemand aan het woord die van haar illusies is beroofd; of bevrijd: ‘niemand die ik ken.’
Omdat dat element van ontheemding of onthechting zo sterk aanwezig is, ging ik het in andere gedichten zoeken:

Asiel

Een afspraak met kringloopmannen dwong mij
naar het oude huis. Op afroep kwamen zij

voor wat aan bruikbaars nog resteert
na opslag of grof vuil. Dat blijkt nog veel.

Ik was te vroeg en dwaalde rond
keek of ik iets kon voelen maar mijn

meisjeskamer bood alleen het sentiment
waarvan ik niet wil dat het aan mij went.

Benauwd liep ik ook andere kamers langs.
Vertrekken is een beter woord dacht ik

en opende kasten, zocht op de vliering
naar het wespennest dat werd gevreesd.

Hier leefden moeder, dochter, kind
waarmee niet werd weg geweten.

Een vader was daar ook.
Hij vond asiel toen ik werd uitgezet.

Het ouderwetse woord ‘vertrek’ voor dat van ‘kamer’, en ‘het sentiment waarvan ik niet wil dat het aan mij went’, duiden evenals het: ‘ik werd uitgezet’, op afstand. Een afstand die niet is gekozen – zij werd uitgezet, wat ook het woord ‘uitzet’ in zich draagt, dus wellicht duidt op haar huwelijk – een verbanning die nu wordt gezocht; zij wil niet aan nostalgische gevoelens hechten, zij zet zichzelf buiten spel.
En de vader wordt: ‘Een vader’, als zonder persoonlijke band, niemand om aan gehecht te zijn. Hij vond asiel. Bij moeder. Geen wonder dat zij zichzelf buiten deze wereld plaatst. Hier is een vrouw aan het woord die in innerlijke migratie leeft. En zich daar veilig voelt:

Niet dat ik ooit wegga maar toen ik
toch terug kwam was er niet veel veranderd

uit: ‘Zang’.

De lichte ironie van het volgende gedicht maakt duidelijk dat de afstand die
zij tussen zichzelf en anderen ervaart haar niet in de weg zit. Zij leeft haar levens; het leven dat van haar verwacht wordt, en haar innerlijke leven van waaruit zij dat bestuurt.

Schim

Bij een vriend van vroeger
was ik opgekomen

hij belde me, wilde
mijn stem me zien

uit eten uit drank en drama
daarna mee

herinnering is stof van
afscheid dat nog prikkelt

het hoest zich op in huis

in bed werkte ik mee
hield al het andere tegen.

Over meer of beter, over geluk wordt niet teveel gedacht. In het uiterlijke leven laat zij zich niet teveel gaan, slechts innerlijk is er enige ruimte:

Brief

Ik schreef een brief
om hem niet te ontvangen

die afgemeten regels
stil werd ik ervan

toen las ik de jouwe
die ik ook had geschreven

die stemde gelukkig
geen woord over mij

het opende het slot
op de grendel

verbeet de aversie
tegen te veel fantasie.

Stil werd ik ervan. Licht verbijsterd vroeg ik mij af hoe het komt dat een zo markante persoonlijkheid, die in haar gedichten zoveel van zichzelf laat zien, zo kwetsbaar durft te zijn en daarmee juist haar kracht onthult, zichzelf gedoemd heeft tot een dubbelleven. Want dat gevoel is authentiek.

Mijn eerste natuur is verbergen
maar het is steeds mijn tweede

ik ben dus op voorhand gevonnist

uit: ‘Gehavend’

Het is moeilijk om te duiden wat je precies raakt in poëzie. Ik was lichtelijk ontdaan na lezing van Kruisgang. Voor mij een garantie van ‘de echtheid’ van deze gedichten. Ze verwonderen ook. Je raakt er niet snel op uitgelezen.
Los van de poëticale kwaliteit van deze bundel die ik een hoge acht, is het juist het illusieloze wat mij aantrekt.
Misschien word ik wel het meest geraakt door wat Frieda Snel schreef in de laatste zin van ‘Kruisgang’:

Geen wijsheid of troost die ons scheidt.

***
Frieda Snel publiceerde in 2001 de bundel Wacht maar.
Kruisgang is te bestellen via de webwinkel van de uitgever.

     Andere berichten

Anke Senden – Gezwommen worden

Anke Senden – Gezwommen worden

De zee zwemt verder in de dichter door Tom Veys - - In de debuutbundel Gezwommen worden waaiert zich een speelveld uit, waarin leesrijke...

Mischa Andriessen – Pieta

Mischa Andriessen – Pieta

Een piëta van vader en zoon door Æde de Jong - - Pieta is de zesde dichtbundel van Mischa Andriessen en het laatste deel van een drieluik...