Zie toch het nijlpaard
door Joop Leibbrand
Op 27 maart van dit jaar vierde Artis, de dierentuin die vooral ook mensentuin wil zijn, zijn 175-jarig bestaan. Ter gelegenheid daarvan verscheen begin juni Het Artisbestiarium, een keuze door Huub Beurskens van dierengedichten uit de wereldliteratuur. Prof. Erik A. de Jong (Artis leerstoel Cultuur, Landschap en Natuur aan de UvA) schreef een voorwoord.
Ik kan niet anders zeggen dan dat het een erg mooie uitgave geworden is: degelijk uitgevoerd en rijkelijk in kleur geïllustreerd met prenten uit de Artis-bibliotheek en de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam – oude affiches en nostalgische ‘dierenplaatjes’ waarvan ik sommige meen te herkennen uit de oude Portielje-albums.
En Huub Beurskens gedichtenkeuze is prijzenswaardig.
Niet zo heel lang geleden verschenen er twee lijvige bloemlezingen die samen wel zo ongeveer alles leken te bevatten wat er aan fatsoenlijke dierenpoëzie geschreven was. Wim Zaal stelde in 2006 voor Meulenhoff Een leeuw is eigenlijk iemand samen, 350 gedichten van 220 dichters, en een jaar later kwam bij Nieuw Amsterdam Guus Luijters’ Het Grote Dieren Gedichten Boek uit met bijna 500 gedichten van 280 dichters. Een andere bloemlezer zou misschien voor de makkelijke weg gekozen hebben en voornamelijk deze twee bronnen hebben geplunderd, maar Beurskens heeft zich duidelijk ingespannen en toch weer veel nieuw werk weten te vinden.
Vier gedichten vinden we ook bij Zaal, veertien bij Luijters; slechts één gedicht staat in alle drie de bundels: Jan Hanlo’s unieke ‘De mus’.
Het Artisbestiarium telt 75 gedichten van 19 Nederlandstalige en 41 buitenlandse auteurs, waaronder ene Job (Palestina, jaartal onbekend), van wie ‘Het nijlpaard’ werd opgenomen: ‘Zie toch het nijlpaard, dat Ik heb gemaakt, evenals u./’ Geen twijfel over wie die ‘Ik’ is die verantwoordelijk heet te zijn voor het bestaan van de 112 andere dieren die in de bundel voorkomen.
Op de geen moment vervelende ontdekkingstocht door deze tegelijk zo vertrouwde en onbekende wereld viel me vanwege de actualiteit onderstaand gedicht op van de Servische dichter Vasko Popa (1922-1991):
Tederheid van wolven
Wij liggen in het gras
Op het Wolvenveld boven Vršac
Men zegt
Dat hier alle wolven
Zijn doodgeslagen
Tot op de laatste
Levend bleef
Alleen hun naam
Een soort dierlijke tederheid dringt
Vanonder opgeschrikt gras
En beroert onze ledematen
Lippen en bloed
Wij beminnen elkaar zonder woorden
Mijn jonge wolvin en ik
Vaak zijn thematische bloemlezingen nogal slaapverwekkend, omdat ze te veel van hetzelfde bieden. Daarvan is hier geen sprake. Van harte aanbevolen dus. Lees en laat lezen – want het is een ideaal geschenkboekje – hoe poëzie de leermeester van de natuur kan zijn.