LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Serge van Duijnhoven – Vuurproef

11 apr, 2014

Een antwoord is er niet

door Joop Leibbrand

Hoe Vuurproef, het nieuwste werk van Serge van Duijnhoven en zijn kompanen van Dichters Dansen Niet te introduceren? Ik moet makers en uitgever eerst maar zelf aan het woord laten, die in de bijgeleverde informatie en op het achterplat spreken van spetterende literaire voordrachtskunst en van spectaculaire, enerverende, bezwerende teksten en dito muziek.
In Vuurproef melden zij, wordt het leven beschreven als een verraderlijk parcours waarin je gemakkelijk kan verdwalen. Vuurproef is een zoektocht naar bezieling in een overmatig geaccelereerde en grotendeels ontzielde wereld. Maar op de bodem van de chaos rijpt stilaan inzicht. Licht breekt door in duisternis, een schittering tussen bijeengeveegde glasscherven. Als een oproep om te ontwaken uit de morose wereld van de waan en de onverzadigbare roesdrift van het brein. Alsof er een granaat geëxplodeerd is in een balzaal.

Deze wereld is niet de echte, zou Lodeizen zeggen…

Een aanbeveling die zichzelf lichtelijk overschreeuwt, maakt de lezer gemakkelijk kopschuw, maar deze is wel helemaal in lijn met vorm en inhoud van de uitgave, die qua presentatie – de teksten zijn afgedrukt op twintig losse tekstkaarten die samen met een cd in een kartonnen cassette steken – even afwijkend als origineel is en door de kleurstelling en typografie bijna een agressieve indruk maakt.

In weerwil van de opgewonden introductie blijken de meeste gedichten opmerkelijk helder, rustig en zelfs eenvoudig te zijn, in ieder geval in geen enkel opzicht ‘experimenteel’. Dat valt mee, of tegen zo je wilt.

Vuurproef opent met deze regels:

Gevraagd wat hij zou meenemen
als zijn huis in brand zou staan
antwoordde Jean Cocteau:
‘Het vuur!’

‘Fikkie-af I’ kreeg het als titel. Er is ook een ‘Fikkie-af! II’, het slotgedicht:

Toen de rabbijn werd gevraagd
wat het kostbaarste was dat een mens
uit zijn leven mee zou kunnen nemen
op zijn tocht van hier naar gene zijde,
antwoordde de geleerde bedachtzaam:
‘Het leven!’

De titels doen er welbewust afbreuk aan, bijna alsof deze brave ernst te gênant voor woorden is, er met die levensfilosofie van de tegeltjeswijsheden gespot moet worden, maar het is de serieuze onderliggende teneur van de hele bundel, die beoogt ‘waarheid’ te schrijven: de getuigenis van iemand die op een keerpunt in zijn leven lijkt te staan en zich daarvan rekenschap gevend meteen ook maar het totale menselijke bestaan beschouwt.

In de eerste gedichten blijft de dichter dicht bij zichzelf:

DE WEG VAN KLIPDRIFT NAAR VUURPROEF
I

Ik ben begonnen aan
de terugtocht
in mijn leven
en moet bekennen

dat ik die ik van mij
niet echt goed ken
begin te vermoeden
dat het om een soort

van demon gaat
of een vage schim
uit een verleden
dat al lang niet

meer bestaat
[…]

We herkennen de uitgangssituatie: de ik is op het midden gekomen van zijn levensweg en tast in duisternis omtrent de eigen bestemming, het eigen uiteindelijke lot.

maar nu de kwestie
waar het eigenlijk
om draait

of die ziel van ons
nu wel of niet
het is en blijft
een open vraag

[…]

Of er ‘meer’ is? Altijd komt alles uit bij het eigen ik; daarmee moet je het doen, daarmee moet je verder, het is de enige vorm die je aan jezelf kunt geven:

II
De goede ik behoeft geen krans
constateert de sommelier
van de twijfel; te vaak
voel ik me nu al de clochard

die tracht infecties
met wijn te genezen
en keelpijn met een shawl
gedrenkt in eau-de-vie

[…]

mijn kortgesloten wezen
dit doortrapte lichaam
wil wel duizend jaren slapen
maar mijn geest liever

nog één keer vlammen
en ter sterre varen
als een getrapte raket
alvorens in de damp‑

kring te verbranden

Deze pure romantiek en dit expressionistisch vitalisme á la Marsman zien we ook in volgende gedichten. In ‘Er waait een vreemde soort in mij’ staat: ‘Er waait een vreemde/ soort van ledigheid/ in mij// die zich genesteld/ heeft en groeit/ als kool// een koude vlam/ die steken toebrengt/ aan mijn hersenpan// en in de muren van/ mijn stilte zwarte/ gaten brandt’. Dit brengt warempel ook nog Marsmans mortalisme in herinnering!
In ieder geval is hier iemand aan het woord die zoals in het tweede deel van dit gedicht staat, ‘noodgedwongen korte metten’ [moet] maken met de status-quo van z[m]ijn bestaan’. De geest moet er op uit, meedogenloosheid is vereist, maar ‘weemoed is het braakland/ tussen leedvermaak/ en zelfverwijt’. (Uit ‘De rest onklaar is kinderspel’.) Alleen al uit zo’n laatste formulering wordt trouwens duidelijk dat Van Duijnhoven het waard is serieus gelezen te worden.

Op een kwart van de bundel wordt ook een meer maatschappelijke invalshoek zichtbaar. In een gedicht dat niet voor niets de titel krijgt van een Haïtiaanse zegswijze (‘Mortu tombu Miyi’, d.w.z. ‘de zaak is voor mij gestorven en begraven’), staat de vraag

waarom de ene wel
de dans ontspringt
de ander niet?

een antwoord is
er niet
er ís geen reden

alleen het Lot
dat het heelal bestiert
volgens de wetten

van de willekeur
met een hand die nu
eens streelt en

daarna slaat
om zo de weg
te wijzen in de chaos.

Van Duijnhoven ziet in ‘Op deze valreep’ zelfs een nieuw Utopia gloren, zonder ‘politiek gekonkelfoes”; ‘geen heirscharen/ der wrake meer en geen haatkoren// van hooligans’, ‘geen hypocriete Bleekerpraat’. (Iemand die Bleeker nog kent? Namen noemen in de poëzie is riskant!)
Wat dan wel? Oorlog, ziekte en verslavingen zullen worden uitgebannen, ‘Er zal een schoon rijk// als een klimplant in de ziel gaan groeien/ voor iedereen zal er minstens één geliefde zijn’. Natuurlijk chargeert hij, en is het voornamelijk spot, maar toch heb je als lezer het gevoel dat hier iets omarmd wordt wat je wilt delen.

en mocht de volle maan niet meer
aan onze ideale hemel verschijnen
dan zullen we een nieuwe maan oplaten

die we alsnog laten schijnen

Zoals Lodeizen schreef: ‘er zullen altijd mensen zijn/ bezig zoals ik, te bedenken/ wat het mooiste is.’ En net als Lodeizen zwerft Van Duijnhoven al of niet virtueel door nachtelijke straten: ‘De stad is nabij maar de straten zijn leeg/ […]/ de tijd is onzichtbaar; de dood is als water/ de nacht is een rafelig laken met’ gaten’. Dat is mooi gezegd.

Er is ook, logisch bij Van Duijnhoven, een muzikale invalshoek. ‘Leonard leidt de dans’ verwijst naar Cohen en zijn ‘Dance me to the End of Love’, ‘Spes altera vitae’ gaat o.a. over de dood van Chet Baker. Het zijn teksten waaruit duidelijk wordt dat het basisthema van de bundel de vergankelijkheid is, want ‘alle Fleisch es ist wie Gras’ zoals in Brahms’ ‘Ein Deutsches Requiem’ zo mooi gezongen wordt, en omdat wij weliswaar de tijd doden, maar de tijd ons doodt (‘Katje min, katje weer’).
‘Vogelpik’ betreurt de doden, ‘Ontbinding’ houdt voor

[…]
waar het uiteindelijk om te doen was:
het leven dat zich net als wij

voor even verheft van onder
naar boven de grond

en vice versa

Wat rest? Het besef dat het leven hoe dan ook doorgaat. Van Duijnhoven zegt het in ‘Google’s stratenplan’ Louise Fresco na: ‘het feit dat kennis een bron is// die niet uitgeput raakt/ vind ik een buitengewoon//geruststellende gedachte en/ bovendien: heel vrolijk makend.’
Vandaar dat op enkele van de nu nog resterende kaarten het leven wordt bezongen: de zomerse natuur, de lichamelijke en mentale vrijheid op het (naakt)strand, heel ‘de wijs van het leven’.

Zo sluit ‘Het nulde uur’ af:

[…]
bereik wat je bent:
het priemende licht

een dolende ziel
met asiel hier op aarde

een schip met zijn
bestemming in zicht

Ik was sceptisch, maar uiteindelijk heeft het verhaal van de bundel me op eigen kracht overtuigd.

De bijgeleverde cd bevat veertien nummers, slechts enkele op basis van teksten uit Vuurproef. Het blijft een moeilijk genre, die combinatie van voordracht en muzikale omlijsting, maar instrumentatie, timing, dictie en klankkleur (wat heeft Van Duijnhoven een mooie stem!) vormen hier een fraaie eenheid. Ook daar overwon ik mijn scepsis.

***
Dichters Dansen Niet bestaat naast dichter en performer Serge van Duijnhoven (1970) uit Fred de Backer (dj, producer, geluidsman) en Edwin Berg ( pianist). Vóór Vuurproef verschenen van hen de volgende albums (boek + cd): Klipdrift (2007), Bloedtest (2003), Oblit in orbit; aan het andere einde van de nacht (1999), Eindhalte Fantoomstad (1997).
Van Serge van Duijnhoven verscheen in 2011 Bitterzoet, over leven en werk van Serge Gainsbourg. Gitanes &Jazz was de theaterbewerking ervan.

     Andere berichten

Maria de Groot – Klokkenstoel

Maria de Groot – Klokkenstoel

Het voorgeschrevene en zijn afwijkingen door Ivan Sacharov - - Maria de Groot (1937) heeft als Nederlands schrijfster en theologe een...

Guido Gezelle – De kleine Gezelle

De kleine kaart door Peter Vermaat - - Gezelle. Voor een ‘Ollander van boven de rivieren blijft die naam voornamelijk kleven aan een paar...

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

De grootsheid van kleine dingen door Hettie Marzak - - Op Wikipedia wordt uitgelegd wat kamermuziek is: ‘muziek voor kleine, enkelvoudige...