Het ongemak van een boodschappenlijstje
door Ivan Sacharov
Olaf Risee: nooit van gehoord. Maar hij schreef wel in de kersenboom, deel 9 van de reeks Amsterdam Renaissance Chapbooks, uitgegeven bij Uitgeverij Stanza. Het is maar dat u het weet.
in de kersenboom is een niet al te dik boekje: 30 bladzijden, om precies te zijn. Een boekje waarin geen plaats blijkt te zijn opgenomen voor een inhoudsopgave. Maar waarom ook eigenlijk? Met een stuk of twintig gedichten kun je het beter meteen opzoeken. Zeker als het om een aardig, lekker lezend boekje gaat. Hoewel… Toen ik mijn vriendin vroeg of ze er goed doorheen kon komen antwoordde ze: ‘jawel, maar dat wil nog niet zeggen dat ik het goed vind’ en vervolgde: ’een boodschappenlijstje is ook goed door te komen!’
Ik weet niet of ze daar gelijk in heeft, ik bedoel: wat dat boodschappenlijstje betreft. Probeer maar eens een willekeurig boodschappenlijstje van pakweg 20 bladzijden door te worstelen. Als je geen lid bent van de NSA kom je al gauw ‘drive’ tekort. Maar ze had een punt. Toch blijf ik erbij: goed door te komen en gemakkelijk te lezen zegt iets over kwaliteit. Al hoeft dat volgens mij niet noodzakelijkerwijs tot een conclusie te leiden die lijkt op wat Ilja Leonard Pfeijffer uitkraamde toen hij beweerde dat ‘hoe moeilijker poëzie is, hoe beter’. Tijd voor een steekproef:
Absurdisme is mijn religie en God is het woord. Of omgekeerd:
de kinderlijke ontdekking dat woord voor woord
niet spreken kan, dat de uitzondering de regel enzovoort,
dat Eva niet de appel maar de appel Eva nam.
Ofwel : religie is absurdisme van het woord.
En het woord is God en God is kind
aan huis bij wie de taal verloor.
Dat leest vlot, ja. Geeft de sfeer van de bundel aardig weer. Absurdisme als religie. Past goed bij het credo van deze tijd en laat meteen de Christelijke flarden van deze losgescheurde schrijver zien. Men zou hoogstens kunnen opmerken dat de takken wat zwaar aan de flinterdunne stam van dit taalboompje hangen. Beter vind ik:
Twee dochters plegen zelfmoord
De één pakt het touw, de ander, de oudste,
de zee. Het trappelen neemt een aanvang, resp. lucht-
en watertrappelen. Kopje laten hangen / kopje onder.
Stikken.
Blijven hangen / aanspoelen. Gevonden,
gewassen, aangekleed. Begraven o.l.v. favoriete muziek
op een afgeladen kerkhof.
Zo simpel is het.
Er is nog een jonger broertje.
Er zijn nog de ouders.
Wie?
Waarom die oudste nou per se de zee moet pakken is me niet duidelijk, maar het heeft iets tragikomisch, dit zo te beschrijven. Beter in balans dan in het vorige gedicht, krijgt de taal iets schrijnends in de laatste regels. En dat is dan meteen Olaf Risee op zijn best: licht, haast lichtzinnig spreken terwijl het eigenlijk over heel erge dingen gaat. Nog een laatste voorbeeld:
Jonathan, 2006
Je hebt een leven gekregen, liefde, de borst, een hart-
operatie, wat menselijk falen en een gat in de grond
precies groot genoeg voor je belachelijk kleine kistje.
En jij, Jonathan, als was je een van ons, maar graaien
met je vingertjes van plezier. Pak het dan, Jonathan,
pak me dan.
Dit vind ik een van de sterkste gedichten. Het absurdisme wordt hier een beetje naar de achtergrond gedreven door de waarlijk sublieme overgang van het banale naar het letterlijk aangrijpende in de laatste regel! Misschien een bundeltje dat toch iets minder makkelijk te lezen is dan het lijkt… Al is het waarschijnlijk niet op de manier die Ilja ons voorfluiten wil.