Eigen weg
Het was een bloeddoorlopen droom in niemandsland
die men wel heeft als men verzuimt
het lot te volgen: hij wilde nog naar Ameland
om vuur te maken op het strand met stokjes en wat stro,
en rauwe oesters eten.
Het was een droom als opgeschuimde melk
die lippen en de tong verbrandt,
zijn schubbig lijf een overspannen draak
die nooit gedoofd in onversleten maagdenschoot
tot stokvis was verdroogd.
Zelfs in zijn dromen was hij figurant
en doodgeboren, onzichtbaar buiten spel
en ook zijn dood zou niemand storen:
in zee ontbindt men snel.
Wiegelied
Haar tonen kende hij vanbinnen
totdat de rode voile als vloeipapier verdween
en hij geen taal of teken kon beginnen,
de open ogen blind in ongenaakbaar licht. Er was geween
en toen een toon, een klank, nu niet omfloerst
zoals hij kende maar helder en haarscherp.
Of het nu woorden waren, zinnen,
of wie het was, dat wist hij niet
maar wel dat hij, gedragen door het lied,
voor ’t eerst alleen,
nog altijd veilig was.
Pastis
Ze kwamen eindelijk, al uren zwijgend,
op een dorpsplein met een bron,
gesloten luiken en platanen;
zelfs honden bleven uit de zon.
De camembert was in de rugzak uitgelopen
het stokbrood tot beschuit verdroogd.
Er was één winkel, de deur ervan gesloten,
met klein terras. Een overvolle asbak op de tafel,
zwart van trage vliegen,
drie stoelen, twee gebroken poten.
Hij belde lang en dringend aan;
een vrouw deed na minuten wachten
amechtig open. ‘We willen graag wat drinken,
zei hij terwijl zijn vrouw al zat.
Ze vroeg om rooibos of een ‘infusion’.
Er was alleen pastis en halflauw water:
de stoppen doorgeslagen vanwege airconditioning.
‘Wij roken niet,’ zei hij en schoof de asbak weg.
‘Alors, er zijn hier anderen die roken.’
Dus bleef de asbak staan en dronken ze pastis
met halflauw water.
Hoe komt het toch, dacht hij. Vertroebelt water de pastis,
of andersom? Ooit waren wij zo helder
maar sinds we samen zijn
vertroebelt zij mijn geest, verkalk ik haar bestaan.
Hij nam een slok van zijn pastis
terwijl hij op zijn iPhone keek
en zei toen tegen haar:
‘We hebben
geen bereik.’