Aan de top
door Joop Leibbrand
Voor Erotica! 150 erotische gedichten voor bijna niets wist samensteller Kees Godefrooij ruim vijftig dichters bijeen te brengen; daaronder verrassend veel vrouwen (de man-vrouwverhouding is drie staat tot twee), die zich met minstens evenveel gretigheid op het onderwerp stortten als hun mannelijke collega’s en soms in onverbloemdheid niet voor hen onderdoen.
‘Wellicht is dit de meest uitgebreide bloemlezing op het gebied van erotische poëzie in de Nederlandse letteren’, schrijft Godefrooij in zijn inleiding. Ik neem aan dat hij bedoelt een bloemlezing met nieuw werk, want verzamelingen met gedichten over liefde en seksualiteit uit de Nederlandse literatuur zijn er genoeg. Jacob Groot verzamelde ze in De Liefste (De Harmonie, 1980), Willem Wilmink in Ik heb de liefde lief (Prometheus, 1993), Vrouwkje Tuinman en Ingmar Heytze in Seks de daad in 69 gedichten (521, 2001), Henk van Zuiden in Alles voor de liefde (521, 2004) en Tsead Bruinja in de bundels Kutgedichten en Klotengedichten (Passage, 2004/2005). Er zal vast nog meer zijn, want het onderwerp is onuitputtelijk.
Het verschil tussen de genoemde bloemlezingen en de voor bijna niets-bundel is duidelijk. Bij de eerste had in de meeste gevallen de zeef van de tijd zijn werk al gedaan en was er een redacteur aan het werk die zelf keuzes maakte, in het tweede geval schreven voor het merendeel onbekende dichters op open uitnodiging drie gedichten, plaatsing verzekerd. Dat maakt nogal een verschil, en dat merk je.
Op een enkele uitzondering na (met name de bijdrage van Adriaan Krabbendam, met wie de bundel terecht opent) valt er zuiver poëtisch gezien aan de meeste gedichten niet zo heel veel te beleven, maar het is aardig om te zien hoe verschillend ieder met het onderwerp omgaat en de grenzen van de vrijmoedigheid bepaalt. In feite zijn er helemaal geen grenzen en daarbij: wat seksueel expliciet is, hoeft nog niet pornografisch te zijn, zoals een romantische invalshoek directe taal niet in de weg hoeft te staan. ‘Hoe schrijf je eigenlijk over lust?’ vraagt Tonny Hollanders zich af, wáár denk je eraan, en wát doe je ermee? Er is een breed scala aan antwoorden, van de anti-erotiek van Ton Huizer tot de prikkelende verzen van Muriël Kasmin.
Het is in het algemeen een ‘nette’ bundel geworden – hoewel regelrechte porno (Bert Deben!) niet ontbreekt -, met een spaarzaam gebruik van schuttingwoorden; het in deze context toch eigenlijk onvermijdelijke woord ‘geil’ komt bijvoorbeeld slechts acht keer voor. Een fatsoenlijke score!
De gedichten die me het meest bevallen zijn die met een humoristische invalshoek (van Daan de Ligt o.a.) en waarin een niet al te serieus genomen literair spel gespeeld wordt, zoals in dit gedicht van Gerda Posthumus. Staat het al pontificaal aan de voet van de toren?
Vuurtoren Vlieland
aan de top
staat hij strak
– van staal
zijn pantser –
in gelid
geen torso
hart dat buigen
doet en wacht
tot puls hem
vult, de schacht
vanbinnen warmt
hij richt
zijn eenzaam vuur
hult het met helm
begroeide land
ritmisch golvend
kort haast stotend
in een zee
van licht
Een verrassing vormen voor mij de gedichten van Marije Hendrikx; in ‘Iets blijft’ is warempel sprake van een zekere vorm van sublimatie: ‘want er is iets dat altijd blijft/ in de adem van de nacht/ en in het trillen van de dingen’.
In de bundel ontbreekt iedere informatie over de auteurs, zelfs geboortedata blijven onvermeld. Jammer, want je wilt toch wel iets weten van die in het algemeen zo openhartige dichters!
Het is het voornemen van Godefrooij van ‘Erotica!’ een drieluik te maken. Wie aan komende bundels wil meewerken kan contact met hem zoeken (de letters X uit het adres verwijderen).