Dit artikel verscheen eerder (in iets andere vorm) in De Standaard van 26 maart. Het is een reactie op een artikel van Maarten Goethals.
In “Strohalmen voor de lezer”*, de omvangrijke keuze uit de gedichten van de Russische Nobelprijswinnaar Joseph Brodsky (1940-1996), kun je lezen hoe deze dichter en politieke denker zich staande houdt onder de gesel van afdreiging en dictatuur. Moedige kunstenaars als Brodsky maken via hun werk een vuist naar bangmakerij en terreur. Brodsky was vierentwintig toen hij tijdens het eerste openbare proces tegen een schrijver in de Sovjet-Unie werd veroordeeld tot vijf jaar dwangarbeid.
Wat het werk van deze Rus zo overweldigend en inspirerend maakt, is zijn liefde voor het leven, zijn humor en zijn lucide minachting voor iedere poging om hem te muilkorven. Hij doet wat van iedere dichter moet worden verwacht: hij houdt met zijn poëzie de waardigheid van de mens overeind tegen ieder anti-humanisme. Zijn woorden nestelen zich in de lezer en woekeren voort.
Na het lezen van “Een requiem voor de poëzie” door de jonge dichter Maarten Goethals (DS van 21 maart) vroeg ik me af hoe onze dichters van nu hun plaats bepalen in deze tijd. De auteur pleit in zijn aandoenlijke overmoed voor een zogenaamd radicale oplossing door het einde van de poëzie af te kondigen. Dat is misschien een leuk statement, maar echt niet meer van deze tijd. Nagenoeg alles is al dood verklaard, zelfs God.
Nieuwe generatie
Sinds vijftig jaar volg ik de poëzie van nabij, de Nederlandstalige in het bijzonder. Er is geen enkele aanwijzing dat de kwaliteit van onze poëzie afneemt. Integendeel. Er is een grote diversiteit en in die verscheidenheid zijn er opvallende hoogtepunten , maar ook teksten die de naam poëzie niet verdienen. Maar dat is van alle tijden. Er verschijnen in ons taalgebied nog altijd een paar honderd bundels, waarvan een aanzienlijk aantal bij een reguliere uitgever.
Maarten Goethals pleit voor poëten die tot de verbeelding spreken en hij noemt drie belangrijke dichters die helaas al onder de zoden liggen. Hij had beter enkele namen kunnen noemen van uitstekende levende dichters, wier poëzie er nu zeer toe doet.
Natuurlijk eist de jongere generatie haar plaats op en wil ze niet lang in de schaduw van haar voorgangers staan. Dat is des mensens, maar men kan het de poëzielezer niet kwalijk nemen dat hij na een debuutbundel niet in zwijm valt voor een nieuwe meester. Bescheidenheid beveel ik niemand aan, iedereen heeft recht op een dosis gekte, maar ik vind het primaat van de kwaliteit wel altijd bepalend. Van feesten en partijen rond poëzie mag ik graag genieten, maar doorslaggevend blijven de verzen die mij verrassen en aanspreken.
Elke dag poëzie
Dat de poëzie in onze door hebzucht, machtswellust en onverdraagzaamheid beheerste tijd, geen aanlokkelijk medium is om zich te profileren, betekent nog niet dat poëzie niet de grondlaag zou zijn van ons onzeker en weifelend bestaan. Wat grote dichters door de eeuwen heen, in alle toonaarden en talen onder woorden hebben gebracht, ook als zij de gruwel en de boosheid van de mens en zijn entourage in beeld brachten, heeft inzicht, troost, bemoediging en een enkele keer opheldering gebracht. Dichters zijn geen profeten, maar toch slagen de besten onder hen er in om te suggereren waar het uiteindelijk voor ieder mens op aankomt. Daarom moeten we de poëzie niet begraven, maar ze iedere dag lezen, ook en vooral als we zoals vandaag de dag weer eens overspoeld worden door de gruwel en de waanzin die de mens zijn medemens en de wereld aan doet.
Wie begaan is met creativiteit in de ruimste betekenis en poëzie in het bijzonder, beveel ik de lectuur aan van “Strohalmen voor de lezer ” . De dichter Brodsky is gestorven, maar zijn poëzie leeft. Begraven kan men ze niet.
Jozef Deleu is dichter en hoofdredacteur van het poëzietijdschrift Het Liegend Konijn. Hij is samensteller van Nieuw Groot Verzenboek. Hij is stichter en gewezen hoofdredacteur van Ons Erfdeel.
* Joseph Brodsky: “Strohalmen voor de lezer”. De Bezige Bij. 812 blz.,2015.