LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Dat wat verzwegen wordt

29 mei, 2016

Van Shari van Goethem (1988) verscheen onlangs de debuutbundel Een man begraaft een boom. De flaptekst waarschuwt dat wie de gedichten niet aanvoelt naar een doolhof wordt verwezen. Op zoek naar de uitgang stelde Rob de Vos enkele vragen aan Shari.

Je hebt filosofie gestudeerd. Als belangrijkste overeenkomst tussen filosofische teksten en poëzie zie ik dat ik bij beide soorten teksten soms denk: ‘Waarom zeggen ze in godsnaam niet gewoon wat ze bedoelen!’ Welke overeenkomsten zie jij?
Filosofie en poëzie hebben volgens mij beide het voorrecht om zich bezig te mogen houden met de dingen die er echt toe doen. Zowel in de filosofie als in de poëzie is er plaats voor het onzegbare. Er is ruimte om dat wat ontoegankelijk is te onderzoeken. Ze zijn beide ook pogingen om dit onzegbare onder woorden te brengen. Poëzie is weliswaar een meer subtiele taal en heeft – wat dit onder woorden brengen betreft – volgens mij meer slaagkansen.

Aangezien zowel in de filosofie als de poëzie wordt getracht om het onzegbare te verwoorden, kan ik begrijpen dat ze vaak als moeilijk worden ervaren. Ze hebben dan ook een bijna onmogelijke opdracht.
Wat het schrijven van filosofische teksten en poëzie betreft, heb ik lange tijd gedacht dat ik voor beide kon aankloppen bij hetzelfde kamertje in mijn hoofd. Maar dat was een vergissing. Een gedicht is geen gedachte. Gedachten horen thuis in de filosofie.

Al filosoferend probeer je het wezen van de werkelijkheid te begrijpen. Poëzie gaat niet om begrip, maar om verbeelding. Als ik gedichten schrijf, doe ik dat niet in eerste instantie om het wezen van de werkelijkheid beter te begrijpen, ook niet zozeer om haar te verwerken, maar wel om haar te laten zijn in haar veelzijdigheid.

In de poëzie wordt met weinig woorden het onzegbare aanwezig gesteld. Het komt eigenlijk tot uiting in dat wat verzwegen wordt. Hier speelt aanvoelen een belangrijke rol. In de filosofie tracht men het onzegbare onder woorden te brengen. Hier gaat het niet echt om aanvoelen, maar wel om begrijpen.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat filosofische teksten niet poëtisch kunnen zijn en poëzie niet filosofisch. Dat kan wel en daar zijn verschillende voorbeelden van.

Kortom, ik denk dat er minstens evenveel verschillen zijn te benoemen als overeenkomsten.

Je zegt dat het bij filosofie om begrip gaat en bij poëzie om verbeelding. Nu kun je misschien wel zeggen dat begrip niet zonder verbeelding kan. Denk je dat het lezen of (vooral ook) het schrijven van poëzie je denkvermogen scherpt. Met andere woorden: kun je beter filosoferen als je ook gedichten schrijft?
Paul Van Ostaijen zei ‘poëzie is een in het metafysische geankerd spel met woorden.’ Als ik het goed begrijp dan bedoelt hij daarmee dat het woord in staat is zichzelf te overstijgen. Dat het iets bloot kan leggen dat niet altijd al aanwezig is in het woord zelf. Het kan dus loskomen van zijn oorspronkelijke betekenis. De opdracht van de dichter is dan om het woord met al zijn mogelijkheden tot zijn recht te laten komen. Ik denk dat de dichter dat kan doen door ongewone combinaties te maken en ongebruikelijke verbanden te leggen (= spelen met woorden). Niet met de bedoeling het de lezer moeilijk te maken, maar wel met de bedoeling het woord echt te laten spreken. Om iets te laten gebeuren dat het woord buiten de context van het gedicht niet teweeg kan brengen.

De lezer zal dan met zijn verstand alleen niet kunnen doordringen tot het gedicht. Hij zal zijn verbeelding nodig hebben. Ik denk dat dat ook opgaat voor mijn poëzie. Op de achterflap van mijn bundel staat dan ook: ‘Wie haar gedichten niet aanvoelt, wordt naar dezelfde doolhof verwezen, als waarin de hoofdpersonages zich bewegen.’ Het gaat om datgene wat door middel van woorden wordt gezegd, maar niet in de woorden zelf zit. ‘Het mooiste gedicht is het gedicht dat genezen is van woorden.’ Daarvoor is een bepaalde gevoeligheid nodig (je kunt het misschien ook benoemen als creatief denkvermogen). En dat creatief denkvermogen is niet alleen essentieel bij het schrijven en lezen van poëzie, maar ook binnen de filosofie.

Maar betekent dat dan dat er zoiets bestaat als ‘beter filosoferen’? Ik denk het niet. Poëzie en (bepaalde takken binnen de) filosofie delen de zoektocht naar betekenis. En kun je uitblinken in zoeken? Je kunt hoogstens gevoeliger zijn voor de vraag naar betekenis, denk ik. Maar de poëzie heeft me wel in de armen van bepaalde takken van de filosofie geduwd. Namelijk die takken waarbinnen die zoektocht het meest centraal staat. Tijdens mijn studie heb ik me dan ook vooral verdiept in de filosofie van de religie en in de kunstfilosofie. En merkte ik bijvoorbeeld op dat ik bepaalde kunstfilosofische beschouwingen beter kon begrijpen dan andere, omdat ik zelf poëzie schrijf. Bijvoorbeeld Heideggers ‘het zich in het werk stellen van de waarheid’.

Lies van Gasse bespreekt je bundel en heeft het daarin o.a. over het gedicht waarin de vloer gevuld is met vrouwen.
(…)
ze liggen. onderaan de trap. onderaan de trap blijven ze
liggen. tot de vloer zich vult met vrouwen
(…)
Volgens Lies gaat het hier om één vrouw die zo Rubensiaans is gegroeid, dat haar lijf de hele ruimte vult. Zo lees ik het gedicht niet.
In hoeverre maakt het jou wat uit hoe de lezer je gedichten leest, interpreteert?
Wat ik belangrijk vind, is dát er gebeurt in een gedicht en niet zozeer wát er gebeurt in een gedicht. Als iemand mijn gedichten leest, hoop ik dan ook vooral dat ze iets teweegbrengen bij de lezer. Ik vind het boeiender te weten wat mijn gedichten oproepen, dan wat ze de lezer ‘zeggen’. Dat de lezer de juiste sfeer aanvoelt, speelt voor mij dus een grotere rol dan dat de lezer alles begrijpt zoals ik het bedoeld heb. Mijn gedichten zijn bovendien niet ontstaan uit mijn bedoelingen alleen, ze zijn eveneens en grotendeels het resultaat van mijn verbeelding. Dus ik vind het fijn dat mijn gedichten geconfronteerd worden met de verbeelding van de lezer.

Je zus Mandy maakte een filmpje over de bundel. Was je nauw betrokken bij het maken van dat filmpje of werd je door het resultaat verrast?
Het eindresultaat heeft me aangenaam verrast, maar bij de ‘making-of’ ben ik wel nauw betrokken geweest. Mijn zus heeft de bundel eerst zelf gelezen en daarna hebben we hem samen nog eens doorgenomen. Op dat moment had zij al nagedacht over hoe we bepaalde dingen in beeld konden brengen. Het was daarbij belangrijk de woorden niet letterlijk te gaan vertalen, om te zetten in beelden – hoewel we wel een bepaalde herkenbaarheid hebben nagestreefd – maar wel om het juiste gevoel op te roepen. We hebben het filmpje met andere woorden samen geregisseerd, maar mijn zus heeft de fragmenten – want dat waren het: losse stukjes beeld – geselecteerd en samengebracht tot een geheel. Dan zijn we nagegaan of er nog gaten in het verhaal zaten, waar er versnelling of vertraging nodig was en zo.

Wat mij opvalt aan je gedichten is dat ze een nogal tijdloos beeld schetsen. Het is dat er op een enkele plaats sprake is van een transistorradio, anders zouden de taferelen zich ook in de middeleeuwen kunnen afspelen. Dat tijdloze komt ook goed naar voren in het filmpje. Aan de andere kant is de manier waarop de mensen in de bundel met elkaar omgaan nogal eigentijds. Ze lijken -in mijn interpretatie- nogal langs elkaar heen te leven. Is dat sobere wereldbeeld een bewuste keuze?
Ik schets inderdaad een sober wereldbeeld. Maar het is niet zonder meer een troosteloos wereldbeeld. Er is nog hoop. Er ontvouwt zich een zoektocht: een zoektocht naar de vader (en misschien ook wel naar de Vader). En waar er gezocht wordt, blijft de optie van vinden open… Maar het eindresultaat van die zoektocht is onzeker.

Alle personages in mijn bundel zijn eigenlijk zoekende. En ja, dat zoeken is vooral een zoeken in zichzelf, een vrij individueel gebeuren – maar dat proces kan niet los gezien worden van de relaties die in de bundel worden aangegaan.

Troosteloos wil ik de beschreven wereld zeker niet noemen. In ieder geval niet troostelozer dan het leven van de meeste mensen.
Bedoel je met die zoektocht een letterlijke zoektocht, omdat de vader is weggelopen? Of een zoektocht naar God de vader? Of naar de situatie dat de man de rol van vader met wat meer overtuiging op zich gaat nemen, zich gaat gedragen als een archetypische vader?
Je zou die zoektocht als een letterlijke zoektocht kunnen lezen, maar ik hoop dat het niet bij die lezing blijft. De zoektocht ligt voor mij op een dieper niveau. Maar ik wil het graag aan de lezer overlaten te onderzoeken op welk niveau precies. Volgens Lies van Gasse gaat het om de man die ontmand achterblijft zodra hij vader wordt; de verandering die een kind teweeg kan brengen in een relatie. Het kind haalt in deze interpretatie de man en de vrouw in zekere zin uit elkaar. Maar het is ook het kind dat hen weer samen kan brengen. Voor andere lezers staat de zoektocht van de verschillende personages naar het eigen zelf centraal door de relaties die worden aangegaan. Professor Guido Vanheeswijck las er vrijwel meteen een zoektocht naar God in.

Ik wil de lezer niet in één richting duwen door het over mijn bedoelingen te hebben. De lezer zal een beroep moeten doen op zijn eigen verbeelding. Maar ik kan wel zeggen dat mijn bundel niet toevallig meer dan één uitweg heeft.

Een man begraaft een boom is geen bundel waarin wat losse gedichten zijn verzameld. Het is een samenhangend geheel. Hoe is dat geheel tot stand gekomen? Had je een vooropgezet plan – een richting voor je verbeelding – of kwam die samenhang er gaandeweg?
Het eerste gedicht – niet het chronologisch eerst geschreven gedicht of het eerste gedicht in de bundel, maar het gedicht dat de aanzet heeft gegeven tot het schrijven van de bundel – heeft toevallig tot de bundel geleid. Het is begonnen met een aantal postkaarten, waar gewone taferelen op te zien waren maar die bij mij de centrale beelden van de bundel hebben losgemaakt. Die beelden vroegen om meer. Ze vroegen om uitwerking en toen volgde het ene na het andere gedicht. Plots merkte ik op dat er een verhaallijn in de gedichten zat. En dan… wordt het moeilijk. Ik werd me bewust van het verhaal en moest het ‘verteld’ krijgen. Aanvankelijk had ik me overgegeven aan mijn verbeelding, maar nu moest ik het schrijven zelf in handen gaan nemen en dat moest ik meer en meer gaan doen. Om uiteindelijk het laatste woord terug aan de poëzie zelf te geven. Gelukkig waren er een aantal mensen bereid om mijn gedichten na te lezen. Want ik zeg wel dat ik het verhaal verteld moest krijgen, en dat klopt ook. Maar ik moest het verteld krijgen zonder te weinig en vooral zonder te veel te vertellen.
Poëzie schrijven is een evenwichtsoefening: tussen vertellen en tonen, overgeven en veroveren, schrappen en overhouden, dichter en gedicht.

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...