Licht en ontnuchterend
door Ivan Sacharov
Sommige poëzie behoeft geen introductie en zelfs geen verklarende noten. Radeloos en betoverd van Pat Donnez bijvoorbeeld:
Marx had gelijk
Een geschiedenis voltrekt zich altijd in twee fases:
eerst als tragedie vervolgens als farce
Herinner je je nog hoe je me dumpte?
Alleen de hoogste brug in het dorp
vond ik hoog genoeg om vanaf te springen
Een kwarteeuw later glijdt een bootje
waarin wij zitten onder diezelfde brug door
Ze blijkt zo laag dat we ons godverdomme moeten bukken
En om nog maar een greep te doen uit deze lichtvoetige, misschien wat vooropgezette en geregisseerde verzameling:
Wonden
Vergeet nooit hoe
opwindend je het
vond die keer dat ik
nagenoeg je hele mond
aan stukken beet
Nu noem je het al wreed
als ik nog maar naar je lippen
durf te neigen
De tijd heelt helaas alle monden
Raadselachtig wordt het pas als we het omslag bekijken en achterop het volgende commentaar van Yves T’Sjoen lezen: ‘Radeloos en betoverd is poëzie die naar de keel grijpt. Een taalfeest vol geestige kwinkslagen en diep doordringende ironie, onderhoudend en grappig, onthutsend en terneerdrukkend tegelijkertijd. En het sterkst van al: de gedichten horen onmiskenbaar samen.’
Yves T’Sjoen, hoogleraar moderne Nederlandse literatuur, mag zich verheugen in een hoge status als autoriteit op poëziegebied (hij droeg ook bij aan De Volksverheffing, een bekende poëziebloemlezing), maar of deze uitspraken hem eer aandoen waag ik te betwijfelen. Het is natuurlijk een verschijnsel dat wel vaker is op te merken bij nieuwe uitgaven. En ik begrijp dat men een bundel van een vriend(?) of gewaardeerde collega in de kunst niet wil afkraken, maar toch… Het zou de geloofwaardigheid en de inzichtelijkheid van de kwaliteit van de poëzie ten goede komen als men een beetje zou opletten met wat men beweert. Poëzie die naar de keel grijpt? Onthutsend? Terneerdrukkend? De laatste keer dat ik iets onder ogen kreeg dat aan al die kwalificaties voldoet was jaren geleden toen ik dit las (in de vertaling van Theo Hermans):
Ik zal sterven in Parijs bij striemende regen,
op een dag die ik me nu al herinner.
Ik zal sterven in Parijs – en ik heb geen haast –,
wellicht een donderdag, zoals vandaag, in de herfst.
Een donderdag omdat vandaag, donderdag, terwijl ik
deze regels opschrijf, mijn vingers weerspanniger zijn
dan ooit en ik vandaag, zoals nog nooit voordien,
omkijk en mijzelf met heel mijn weg alleen vind.
(…)
Een fragment uit het gedicht Zwarte steen op een witte steen van César Vallejo dat wat mij betreft afrekent met alle kletskoek op de achterflap van ‘Radeloos en betoverd’.
Wat zijn dan wél kwalificaties die opgaan voor de poëzie van Pat Donnez? Hij noemt zelf o.a. J.C. Bloem, Walt Whitman en Dylan Thomas als ‘collega’s’, en hoewel ik het hem gun om met hen vergeleken te kunnen worden denk ik dat ook die dichters (om verschillende redenen) tot een iets andere sfeer behoren. Nee, dan komt in mijn hoofd eerder nog de naam van Toon Hermans op. Misschien op poëziegebied niet zó een coryfee, maar qua ‘onthutsendheid’, toch dichter (dichter!) tegen deze parmantige epistels aanschurend dan genoemde ‘collega’s’. De teksten van Pat Donnez hebben een zekere ‘lichtheid van Toon’, al beweegt deze gedeeltelijk sterk aan de actualiteit gelinkte poëzie zich inhoudelijk wel op een ander vlak dan die van de oudere radio- en tv-clown:
Ik wil geen woorden worden
Ik wil geen woorden worden
aangerand door calculerende terriërs
om hun stakeholders naar de
holderdebolderbeurs te praten
Ik wil geen woorden worden
onder een met sterren bezaaid
hemelbed of gereciteerd in een minaret
Ik wil geen woorden worden
om te wantrouwen
Ik wil
een deuntje zijn
dat herhaaldelijk kwinkelerend
verdwijnt
Ik wil mij wegtoveren in taal
Een deuntje dat herhaaldelijk kwinkelerend verdwijnt? Dat doet denken aan een echo. Een echo die wegsterft zodra de waan van de dag – de actualiteit – waaraan ze is gelieerd in de annalen is bijgezet. De geest van Toon Hermans is wel helemaal uit de fles in:
Poly-amoureus
De mooie zeemeermin
wou zo graag meerminnen
maar hoe meer ze minde
hoe minder het haar zinde
zonde
Met de groeten aan Yves T’Sjoen natuurlijk.