door Inge Boulonois
Meander Klassieker 209
In het huis van de poëzie zijn veel kamers. Sommige zijn traditioneel ingericht, met eikenhouten meubelen en dikke tapijten. Andere zien er strak en modern uit. Soms wordt er een nieuwe vleugel aangebouwd. Valt ‘light verse’ wel onder de serieuze poëzie? Inge Boulonois vindt van wel, en analyseerde voor ons deze maand een gedicht van Jaap van den Born.
–
Ach, kijk ze nou toch vrolijk staan te springen!
De witte veren vliegen in het rond
Ook cherubijntjes in hun blote kont
Staan stralend van Gods lof en eer te zingen
–
Eén loopt zich door de menigte te wringen
Verbeten trek rond de wat weke mond
Ondanks zijn blos oogt hij wat ongezond
Normaal bij pas gestorven stervelingen
–
Hij spreidt een zelfverzekerdheid ten toon
Ondanks zijn nu gestaakte ambtstermijn
Alsof zijn sterven hem pas echt een doel gaf
–
Hij stevent recht op God af op Zijn troon
En zegt met lijzig, achteloos venijn:
‘Ga als de sodemieter van mijn stoel af!’
–
–
Jaap van den Born (1951)
–
Uit: Het vrije vers (2012)
Website: hetvrijevers.nl
De titel, ‘Hemels Tafereel’, roept een beeld voor de geest van een vredig, lieflijk oord. Bij lectuur van strofe 1 valt al meteen de kluchtige toonzetting op. Hier wordt geen devoot beeld van het hemelrijk geschetst waar engelen in alle plechtigheid eerbied bewijzen aan de getroonde God. Nee, het toneel dat ons wordt voorgeschoteld, ziet er ietwat anders uit. Na ‘ach’, een uitroep van zowel droefheid als verwondering, gevolgd door de aansporing ‘kijk’, zien we ‘ze’, waarmee de serafijnen, de hoogste engelen zullen zijn bedoeld, vrolijk springen! Hun witte veren vliegen na het uitroepteken zelfs in het rond. Cherubijntjes, kleine engelen van de tweede rang, staan er in hun blote ‘kont’. Dit informele woord is afkomstig uit een ander stijlregister en ongetwijfeld welbewust gekozen als koddig accent in de gewijde context.
Wordt in de eerste strofe het hiernamaals globaal beschreven, in de tweede strofe verengt zich het perspectief. Regel 5 begint meteen met ‘Eén’. Positie en klemtoonteken met metrische deviatie accentueren samen de vernauwing van het perspectief. De verteller laat ons één persoon volgen, ‘hij’, in de derde persoon enkelvoud, wringt zich door de hemelingen heen met een ‘verbeten trek rond de wat weke mond’. Dankzij de schilderkunst hebben wij, lezers, een voorstelling van de hemel, maar daar past niet iemand in die zich bruusk door de engelenschaar heen wringt. Strofe 3 onthult meer over hem: hij is zelfverzekerd, heeft een ambstermijn gestaakt en is kennelijk pas gestorven. In de slotstrofe volgt de heerlijk absurde ontknoping: met lijzige stem en achteloos venijn eist hij Gods troon op, God moet er, alweer met stijlbreuk, nu met stoere uitstraling, ‘als de sodemieter’ af!
De zelfingenomen figuur met de verbeten trek rond de weke mond, de lijzige stem, het achteloze venijn, de net gestorven sterveling, alles wijst naar één persoon: die ‘hij’ is Gerrit Komrij. Jaap van den Born (Nijmegen, 1951) schreef dit gedicht, een light verse, meteen na diens overlijden in 2012. Het is alweer vijf jaar geleden dat de gewezen eerste Dichter des Vaderlands, essayist, criticus, columnist en wat al niet, stierf. Zo gerenommeerd als hij was als bloemlezer, zo berucht en gevreesd was hij als polemist om zijn cynisme en sarcasme. Frequent goot hij pek en zwavel over deze en gene uit.
Jaap van den Born behoort tot de beste light verse-dichters van Nederland. Naast dichter is hij illustrator. Light verse is een benaming voor gedichten met een luchthartige, ludieke toon waarin het spelen met taal en versvormen centraal staat. De vorm is doorgaans gebonden, heeft een regelmatige strofenopbouw, een regelmatig eindrijmschema en metrum. ‘Hemels Tafereel’ verscheen direct na het overlijden van Gerrit Komrij op Het vrije vers, de bekende site voor gebonden poëzie, light verse, nonsenspoezie, humor en plezierdichten. Anders dan de naam ‘Het vrije vers’ suggereert, is het dus een webstek voor gebonden verzen. De naam was indertijd bedoeld als protest tegen het vers libre. Net als Jacques Perk in zijn tijd hechten contemporaine dichters van Het vrije vers aan de vaste vorm. Deze Tachtiger verwoordde dat destijds aldus in zijn ‘Ode aan de sonnetten’: ‘ Klinkt helder op, gebeeldhouwde sonnetten, / Gij, kindren van de rustige gedachte! / De ware vrijheid luistert naar de wetten’. In de beperking toont zich de meester, Goetheaans geformuleerd.
Formeel is ‘Hemels Tafereel’ een Italiaans of petrarcaans sonnet, de moeder aller sonnetten, genoemd naar de veertiende-eeuwse Italiaanse dichter Francesco Petrarca. We zien twee kwatrijnen en twee terzinen in jambische pentameter. Eindrijmschema van het octaaf is abba abba, omarmend rijm, a vrouwelijk, b mannelijk. Het sextet eindigt op cde cde. De volta bevindt zich, zoals het bij dit type sonnet hoort, tussen de regels 8 en 9. Op die plaats springt de zelfverzekerdheid van Komrij naar voren. Het distichon van regels 13 en 14 bevat de clou van het gedicht: Komrij die God van zijn troon wil stoten.
Het sonnet is klankrijk gelardeerd met allitererend en assonerend binnenrijm zoals veren vliegen, staan stralen, verbeten weke en lijzig venijn.’ Gestorven stervelingen’ in regel 8 vormteen figura etymologica , een stijlfiguur waarbij kort na elkaar stamverwante woorden worden gebruikt, die tot verschillende woordsoorten behoren – in dit geval afgeleid van het werkwoord ‘sterven’.
Het gedicht vormt geen ode aan de overledene. Integendeel. Zijn zelfverzekerdheid is zo overdreven dat de ironie aan sarcasme grenst. De ‘gestaakte ambtstermijn’ in regel 7 is argeloos te lezen als Komrij’s einde als aardbewoner, maar vormt bovenal een snerende allusie op het feit dat die zijn ambtstermijn van vier jaar als Dichter des Vaderlands niet vol maakte. Komrij zou geen zin meer hebben gehad ‘amechtig achter het Oranjehuis aan te hollen’.
Dat Komrij is afgeschilderd als iemand die zichzelf God waant doet denken aan ‘Sonnet V’ van Kloos: ‘Ik ben een God in ‘t diepst van mijn gedachten / En zit in ‘t binnenst van mijn ziel ten troon’. Al werd dat sonnet bij de eerste publicatie in 1894 door sommigen blasfemisch bevonden, Kloos wilde er slechts het beeld van de dichter als schepper van eigen verzen mee schetsen, autonoom tronend in zijn poëtica. Kloos had trouwens ook niet ‘God’ geschreven maar ‘een God’. In ‘Hemels Tafereel’ blijft het niet bij denken. ‘Alsof zijn sterven hem pas echt een doel gaf’ stevent hij in de laatste strofe recht op Gods troon af. Met deze alsof-vergelijking suggereert het gedicht fijntjes dat Komrij het echte doel in zijn leven gemist heeft. In de laatste twee regels klinkt Komrij’s lijzige stem vol met achteloos venijn: ‘Ga als de sodemieter van mijn stoel af!’. Venijn komt harder aan als het achteloos gebracht wordt en je er daardoor minder op bedacht bent. ‘Zijn troon’ wordt (zonder kapitaal) ‘mijn stoel’, alsof Komrij geen verschil ziet tussen troon en stoel, tussen hoofdletter en kleine letter.
Kortom, Komrij is karikaturaal en met flair neergezet. In de eerste alinea van deze analyse had ik het over ‘het toneel dat ons wordt voorgeschoteld’. Door wie eigenlijk? Door iemand die schijnt te weten wat er gebeurde toen Komrij zijn entree in de hemel maakte. In het gedicht worden lezers nadrukkelijk uitgenodigd mee te kijken. Een externe verteller voert het woord. Het is een regelmatig voorkomende misvatting dat zo’n vertelinstantie samenvalt met de dichter. Maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn. De dichter laat die rol over aan de fictieve verteller. Die verteller stelt Komrij aanwezig. En maakt er God Gerrit van.
–
____
Jaap van den Born debuteerde als dichter in 2005 met de bundel 2000 jaren Nijmegenaren, gevolgd door Drs. P revisé, dat hij samen met Drs. P schreef. Van zijn hand zijn inmiddels 16 (papieren) bundels verschenen en ruim 10 e-books. In 2012 werd zijn gehele oeuvre bekroond met de Kees Stip -prijs. Jaap van den Born is redacteur van Het vrije vers dat in 2008 werd opgericht door dichter Quirien van Haelen. Filosofie, wetenschap en geschiedenis zijn belangrijke thema’s in zijn werk.
Lezers die zich willen bezinnen op het verschil tussen light verse, plezierdicht, nonsensgedicht, humorpoëzie etc., kunnen in het extensieve artikel onder het kopje ‘Light Verse?’ op de Het vrije vers hun hart ophalen.
–
–
Inge Boulonois