Postpuberaal nihilisme
door Levity Peters
Het was de eerste warme dag van het jaar. Kerkgangers fietsten in T-shirt en zomerjurk (kleine meisjes droegen nog wel hun kleurrijke majootjes) langs ons huis. De overburen hadden hun woonkamer met vlaggetjes en ballonnen volgehangen ter gelegenheid van de verjaardag van een van hun kinderen. De eerste gasten werden luidruchtig begroet en traden binnen. Ik zat tussen het groen op het wrakke bankje dat wellicht de zomer niet haalt met de dichtbundel Een kogelvrije zomer van Martijn den Ouden in mijn handen en vroeg mij af waarom op de achterkant van deze bundel de gedichten werden vergeleken met het gebruik van xtc: “Gedichten van Martijn den Ouden zijn net als xtc: in het begin lijkt het eng, maar als je het laat gaan is het behoorlijk prettig.’ CUTTING EDGE”
Wat moest ik met die vergelijking; was hier een autoriteit op het gebied van xtc aan het woord of ging de vergelijking mank? XTC, de uitgaansdrug bij uitstek, brengt je in een opgewekte stemming, op het verliefde af, en maakt dat je urenlang kunt dansen. Werd je dus vrolijk van deze poëzie, zou je na lezing iedereen die je ontmoette wel willen omarmen? Ik zag de link niet met het tot je nemen van poëzie, wat toch een nogal introverte bezigheid is. En wat moest ik met de titel? Een kogelvrije zomer… Een kogelvrij vest is in staat om kogels op te vangen die anders iemand verwond zouden hebben; maar ‘een kogelvrije zomer’? Of is dat net als ‘een ongemartelde herfst’ of ‘een waterdichte winter’ niet meer dan een leuk klinkend ideetje? (Mijn vondsten halen het niet bij die sublieme van Den Ouden).
De afbeelding op de omslag, gemaakt door Den Ouden zelf, laat een ijsdanspaar zien, dat, aan het hoofd, door een witte uil wordt ontvoerd. Ik neem aan dat deze afbeelding bewust gekozen is. Ik was, lijkt mij, al drie maal op het verkeerde been gezet. Misschien is dat ook de bedoeling wel, werd ik op de omslag al gewaarschuwd voor een nihilistische poëzie, waarin alles de er ooit aan toegekende waarde verloren heeft. Misschien is het dus beter om de titel, de afbeelding op de omslag en de tekst op de achterkant te laten voor wat zij zijn, en me te richten op de tekst om te zien wat die voor verrassingen herbergt.
De bundel begint al goed: ‘de winter is een vals wijf zonder kleren / met een eng dun gerimpeld lijf / een koude adem / en een lage hartslag (..)’. En het eindigt zo, dat eerste gedicht: ‘het wordt een lange winter / dat ik niet uit vier personen besta zou ik pas later begrijpen / evenals dat de liefde geen mank paard is / überhaupt geen paard is //’ Asjemenou! Wat is deze dichter ongrijpbaar! Wat is deze poëzie toch een mysterie! Wat een geweldige regel: ‘evenals dat de liefde geen mank paard is’! Loopt die regel zelf niet parmantig mank?
Dat het nog extremer kan bewijst Den Ouden op blz. 69: ‘(..) wat weet je van Adolf Hitler? // het driftig mannetje bouwde graag kastelen / genaamd / Holocaust (leeg kasteel) //’. Wat een stoere bink is die Martijn den Ouden. Dat hij dit durft te schrijven is toch niet niks! Hij heeft het op andere plaatsen over onthoofdingen, het van de ogen deppen van slachtingen en verkrachtingen en over iemand die zichzelf met een broodmes de keel doorsnijdt, na zijn bekentenis over misbruik van zijn kinderen. Den Ouden is een kind van zijn tijd!
Het soort onverschilligheid waar Den Ouden blijk van geeft, bestaat natuurlijk slechts bij de gratie van onbetrokkenheid. Het ziet er anders uit wanneer de zaken waar je zo zonder enig gevoel over schrijft, jou persoonlijk of je familie of vrienden raken. Het is erg gemakkelijk om een man met een strijkbout naar zijn vrouw uit te laten halen; tenminste, zolang je het niet echt hebt gezien of beleefd.
Woorden schieten tekort om uit te drukken wat ik van deze poëzie vind. Om je van de waarde ervan te overtuigen tenslotte nog één compleet gedicht (blz.114):
dit is een prijzenswaardig vergezicht
in de onomstotelijk losgezongen lucht
vliegen exotische vogels
patronen van lichte zeden
het meisje
– een opengesneden vrucht –
ligt lallend op het strand
het animeerteam en de kinderen
kirren
dollen
bouwen zandsculpturen
en als kers op de taart
is er het gemoedelijk rommelen
van vurende marineschepen
in de diepte
van dit prijzenswaardige vergezicht
Dit onomstotelijk van de werkelijkheid losgezongen gedicht is, als alle andere in deze bundel, van elke echte emotie ontbloot. Die ‘opengesneden vrucht’ rijmt natuurlijk prachtig op ‘de onomstotelijk losgezongen lucht’ uit de eerste strofe. Maar welke vrucht ligt daar, lallend in het zand? Wie is het? En wat moet ik mij erbij voorstellen? Een meisje met gespreide benen? Patronen van lichte zeden! Is dat niet prachtig gevonden? Die rare vogels toch! Vurende marineschepen rommelen gemoedelijk als kers op de taart, en dat ook nog eens ‘in de diepte’. Daar werd ik helemaal stil van. Wat een wonderbaarlijk gedicht! De dichter was blijkbaar zeer ingenomen met ‘dit prijzenswaardige vergezicht’. Misschien dat daar de associatie met xtc om de hoek komt kijken. De dosering kan te hoog zijn, dan vervallen niet alleen de grenzen, maar hallucineer je ook…
***
Martijn den Ouden (1983) is dichter en beeldend kunstenaar. In 2010 verscheen zijn debuut Melktanden en in 2013 volgde De beloofde dinsdag.