Het uitgebroken Zwembad
door Levity Peters
Bij alles wat wij ontmoeten zoeken wij in eerste instantie naar het ons bekende. Dat betekent veiligheid. Elk gezicht wordt geijkt op wat ons bekend voorkomt, elk landschap waarin wij ons bewegen, maar ook elk boek dat wij lezen. Sommige mensen houden zich hun leven lang met maar één genre bezig, anderen, nieuwsgieriger, verdiepen zich in alles wat ze tegenkomen en zijn daarbinnen op zoek naar datgene wat hen vertrouwd voorkomt, én naar wat daaraan is toegevoegd: het vernieuwende. Het is de enige manier waarop wij orde kunnen en willen scheppen in de wereld. Tezelfdertijd geeft het een gevoel van beperking, en dat is irritant. Het vertrouwde mag dan veiligheid betekenen, het beperkt je beleving ook en geeft het gevoel niet ten volle te leven. In Rotterdam rijdt een vuilniswagen waarop de dichtregel: ‘Als het nieuwe tussen ons maar niet verdwijnt’ (Ahmed Suwaylim), waarin de samenhang tussen het vertrouwde en het nieuwe prachtig is uitgedrukt. Leven betekent beweging, binnen bepaalde grenzen: verandering.
Tom Van de Voorde (1974) heeft zijn nieuwe bundel Zwembad de verbeelding genoemd. Wat doe je in een zwembad? Je trekt je baantjes of je speelt er. Ernaast blaas je uit, liggend in je strandstoel. Leisure life. Even geen zorgen aan je kop, weg van de dagelijkse discipline. Maar ook verveling. Ook dat hoort bij een zwembad. De eerste reeks gedichten van de bundel heeft als titel: ‘oases van uitgestelde bekommernis’ meegekregen.
Al in het eerste gedicht van de bundel kom je alles tegen waarover ik het hierboven heb gehad:
De lucht is scherp
en de eksters haken
in de takken
Alles staat klaar
om uit een gevel te stappen
Wij verbergen ons
schrikbarend op zoek
naar een vulkaan
Vroeger leek het
groener hier
zeg je – ik streel
als versteend een hond
Een schommel breekt
ongewis muziek
en laat een glimlach diep
openwaaien
Er kleeft honing
aan een zegen
Ik wikkel me in
een toevertrouwd deken
en lig naast je
als een gekneusde pols
Zoeken naar een vulkaan en niet bewegen. (Bewegen doet pijn!) Leven en veiligheid blijken tegenstellingen. Maar ook de vulkaan is natuurlijk bekend, al is het voor de meesten van ons: op veilige afstand.
Tom Van de Voorde voert in de bundel Zwembad de verbeelding een gevecht tegen de bestaande orde. Soms lijkt hij wild om zich heen te schoppen tegen alle verstarde vormen die hij tegenkomt. Dat blijkt onder andere uit de derde reeks van de bundel (hij bevat er zes): ‘het conservatorium van moskou tijdens de koude oorlog’.
Het wordt vaak vergeten dat De Koude Oorlog ook een culturele oorlog was, met de ijzeren discipline van de Sovjet-staten tegenover de zogenaamde vrijheid van het Westen. Zij hadden het klassieke ballet, wij de abstract-expressionisten. Wat Van de Voorde in deze reeks tevoorschijn tovert heeft minder met muziek te maken dan met juist alles wat de muziek verzwijgt. Vooral de lichamelijke aspecten van het menselijke. Het zijn geen mooie, esthetische gedichten, integendeel: het lijkt of Van de Voorde, met terugwerkende kracht, zijn eigen kleine koude oorlog aan het voeren is tegen een esthetiek die het menselijke buiten beschouwing laat. Woede, onmacht, minachting en meedogenloosheid, gericht tegen alles wat het menselijke ondergeschikt maakt aan kunst en ideologie. Seks als belangrijkste wapen. Het is alleen jammer dat je een beetje ingewijd moet zijn in de wereld van de klassieke muziek, om te weten waarover en over wie hij het heeft. Je moet je bijvoorbeeld Sviatoslav Richter voor de geest kunnen halen, zijn kale, melancholieke kop, je moet weet hebben van zijn zelfhaat om het gedicht dat Tom Van de Voorde aan hem wijdde ten volle te kunnen waarderen.
Dat bezwaar kleeft aan meer gedichten, maar ik weet eigenlijk niet of ik dat als bezwaar moet aanmerken. Kennis van zaken schiet per definitie tekort. We kunnen bijvoorbeeld het werk van Van Gogh jarenlang hebben bestudeerd, zijn brieven hebben gelezen, en toch nauwelijks beseffen wat hem gedreven heeft, wanneer wijzelf geen religieuze achtergrond hebben. We kunnen de poëzie van Judith Herzberg waarderen, maar geen besef hebben van haar Joodse achtergrond, en hoe die haar poëzie heeft beïnvloed. We kunnen eerdere bundels van Van de Voorde gelezen hebben, en dan teleurgesteld zijn omdat wij in Zwembad de verbeelding niet de dichter ontmoeten die wij dachten te kennen. Maar moet de dichter niet vrij zijn om zijn hart te volgen en te experimenteren, andere gevoelslagen aan te boren dan welke wij tot nu toe van hem kenden? Is het noodzakelijk de poëzie van Kees Ouwens te kennen om ‘kees ouwens gaat dood’ te kunnen waarderen? Ik betwijfel het. Het lijkt erop dat Van de Voorde in zijn gedichten de onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid van alles wil aantonen. Het lijkt wel alsof hij in de gedichten de grenzen ervan wil overschrijden, ze bij stukjes en beetjes meer in de door willekeurig wie ervaren werkelijkheid wil plaatsen:
Na je dood kwam ik te weten dat
je, eenzaam bovendien, in je aanschijn
een rusteloze verpozing had gezocht
in zoiets eenvoudigs als het branden
van bladeren in de herfst,
ongedurig in je herderlijke moed
het moment te willen verkennen
waarop het bewustzijn een waarheid wordt
van atmosferische omstandigheden
(..)
Hoe exact kun je vervagende grenzen aangeven?
De onderlinge verbondenheid waar ik net over schreef komt sterk tot uitdrukking in prozagedichten als ‘Het windgat’, dat uitgaat van een foto in een door de Chinese schrijversbond uitgegeven boekje met een tweetalig onderschrift. ‘Licht’, heette die foto, waarvan het Chinese karakter hem doet denken aan een kruiwagen, of liever nog, aan een tuintafeltje met een kromme poot. Daarmee is hij terug in zijn jeugd. Het eindigt zo:
Om daarmee licht te scheppen is zijn vaders betrokken geest.
Hoe langer ik mij verdiepte in de bundel Zwembad de verbeelding hoe meer waardering ik er voor kreeg. Juist het feit dat hij je soms maar weinig houvast geeft jaagt je door zijn gedichten heen, op zoek naar meer houvast. Maar het beetje dat hij je gemakkelijk geeft is genoeg, en bevredigt omdat hij genoeg nieuws biedt, genoeg ruimte schenkt voor associaties. Eén van de bijzondere zaken van deze poëzie: ze is alles, behalve vaag. De dichter heeft exact verwoord wat hij bedoelde, en dirigeert je in de door hem bedoelde richting. Met niet te vergeten de humor waarop hij de lezer regelmatig vergast.
Soms had ik maar één woord in gedachten, waarin alles vervat is waarmee een gedicht als het volgende mij raakte:
Zanger in het trapportaal
Ik verzin een tekst
op een bestaand lied
en zing van de afgebroken tak
de volle zak perziken
die eraan hangt
als ik het raam open zet
en het oudste zicht
groen en vrolijk maak
weigert het stof
weg te waaien
uit de windstreek
die ik trouw
maar moedeloos
bezworen heb
Mooi!