LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Maartje Smits – Hoe ik een bos begon in mijn badkamer

15 jun, 2017

Hoe een mens leven uitknipt

door Laura Demelza Bosma

Maartje Smits studeerde ’beeld en taal’ aan de Gerrit Rietveld Academie en  voltooide eveneens een Master in Design aan het Sandberg Instituut. In 2015 debuteerde ze met Als je een meisje bent bij uitgeverij De Harmonie.  Voor deze tweede bundel ontving Maartje de debutantenbeurs van het Nederlandse Letterenfonds. Smits is docente aan de Gerrit Rietveld Academie en ArtEZ en schrijft columns voor De Groene Amsterdammer.

Hoe ik een bos begon in mijn badkamer heeft voor mij de hebbeding-factor zodra ik de cover op de sociale media voorbij zie komen. Het groen omsluit, als een bos van boven gezien, twee stopcontacten. Met het hebbeding in mijn handen zie ik dat het groen meer op koraal lijkt dan op bomen. Koraal past mooi bij het waterthema van de badkamer en stammen wij, doet het beeld mij retorisch afvragen, inclusief het groen niet allemaal uit het water? De stopcontacten suggereren dat de moderne wereld en natuur in de gedichten een fascinerende dialoog met elkaar aan zullen gaan.
Voor we naar binnen gaan in de wonderlijke wereld van Smits, nog één opmerking over de voorkant. Door de associatie van mijn partner werd ik me bewust dat de voorkant een perfect beeldrijm maakt met de hoes van de animatiefilm The secret of kells. Op de cover van de betreffende film kijken twee witte ogen door een twee ogen groot gat in het bladergroen. Hierdoor ben ik benieuwd of in de bundel Keltische symbolen of sferen aangehaald zullen worden, in de vorm van moderne natuurgedichten, wat me spannend lijkt.

Maar al snel blijkt tijdens het lezen dat ik mijn verlangen naar sprookjes en romantisering moet laten varen. (Wakker worden Laura, we leven in 2017!) Smits draagt de bundel op aan alle ecoducten die ze (stiekem) overstak en benoemt deze persoonlijk. Zo zegt ze in moderne, niet romantische taal dat ze eigenlijk een hert is, denk ik. De stijl van de gedichten grenst hier en daar aan postmodern. Ze observeren, benoemen, breken af, ontleden, spelen met betekenissystemen. Smits legt originele verbanden, niet alleen tussen de woorden maar ook tussen woord én beeld.  De zinnen (of woorden, lettergrepen) ontregelen door originele verbanden te leggen, talen (Nederlands mit bits of Duits en Engels) te mixen en herhaling als stijlfiguur in te zetten, alsof het een associatief soort muziek betreft. Ervaar als voorbeeld een fragment van het zintuigelijke ‘Hindernissen’.

(Lärm stinkt en lonkt en slalomt het speelplein over

hufterproof beton
boom
hufterproof beton
boom
hufterbroof beton
boom)

Ziedaar, ‘boom’, gaat het hier nu om een groene boom? Of is het een onomatopee voor een knal die poogt het hufterproof beton om te leggen? Het is maar net wat onze associatie ermee doet en Smits lijkt daar niet wakker van te liggen. In deze zin wordt het gedrukte gedicht overgelaten aan de verbeelding van de lezer. De speelse muzikaliteit van de taal herinnert me aan werk van Paul van Ostaijen..
Persoonlijk blijf ik achter met een leeg gevoel , wat me willekeurig doet denken aan het boeddhistische hart-sutra: leegte is vorm en vorm is leegte. Vanuit mijn streven naar zingeving (wat volgens het sutra eveneens leegte is), beweer ik dat Smits in haar creatief proces haar ego (het ik-concept) afbreekt om iets nieuws te kunnen maken. Als ik inzoom zie ik dat ze niet alleen afbreekt, maar ook weer opbouwt, zoals in het gedicht ‘Instructies om jezelf te troosten’ (fragment).

(ruik
het beeld van een net geschoren
berm
de  close-up van het houten kruid
geknipt tot waar knippert hoe hard
ze je inhalen (auto’s wezens etc.)

ga liggen tussen weiland en straat
wrijf grijze kevers schoon lak watervogels
mat en bedenk waar wagens
tegenwoordig naar vernoemd worden wacht
tot iemand je ziet zonder te kijken hoe jij jezelf on-dekt
snuif en bepaal de richting en geschiedenis van
dit ongehoorzame geluid

Vluchtheuvel op een razend weiland
prevel: van alles hier leef ik nu het meest)

Bovenstaand gedicht dat ik op zichzelf in knappe taal filmisch vind, wordt overigens onderbroken door twee foto’s.  Zo staan in de bundel meermaals foto’s midden op de pagina tussen twee ‘strofes’ van een gedicht. De zin hiervan ontgaat me soms. Ik ervaar de afbeeldingen op deze manier als onderbreking, een afleiding van de tekst die me ook al regelmatig laat stoppen met lezen om na te denken over het geschrevene. Ook wordt op sommige foto’s, zoals wij op de kunstacademie in theatertaal omschreven, de rode deur rood geverfd. Dat wil zeggen dat op de foto hetzelfde staat als in de tekst. In een gedicht wordt duin genoemd, op de foto staat een duin. Zou op de foto bijvoorbeeld een berg afval te zien zijn, dan zou het woord ‘duin’ een andere lading krijgen. Desalniettemin zou ik geen enkele foto uit de bundel geschrapt willen zien, ze weten nuchter en met een knipoog tegelijk adembenemend mooi te zijn.  Toch kan ik me een vorm voorstellen, zeg fotoboek of expositie, waarin de foto’s beter tot hun recht zouden komen. Op de bladzijdes dat de foto’s het rijk voor zich alleen hebben, met een enkele zin, komen ze naar mijn mening direct veel beter tot hun recht. De foto’s van Maartje Smits zijn gedichten op zich.

Over het algemeen gezien hebben de kortere gedichten van Smits, die op de bladzijden meer witregels krijgen, de meeste zeggingskracht. Waar in de conceptuele vormgeving ‘wild’ wordt gedaan met groene strepen die naar de naastliggende bladzijde doorlopen raak ik weer wat de weg kwijt, maar dat terzijde. Het volgende gedicht, ‘Oververhitting bij tandelozen’, is eveneens een goed voorbeeld van het ‘stopcontact temidden van het groen’, de verwrongen en gelaagde dialoog tussen natuur en civilisatie.

(traject palliatieve zorg sloeg in
ontheffing vroeg onze aandacht

het dier rustig laten sterven:
1. intravasculaire injectie
2. vuurwapen
3. explosieven

Rendac stond klaar voor vewerking
rug- (kop, flipper) staartvin

na afloop
bleek Johanna
boterzacht

het snijwerk nam twee dagen in beslag.)

De taal van civilisatie is zakelijk en hard en vormt een confronterend contrast met Johanna’s ‘boterzacht.’ Het snijwerk komt daarna extra hard aan. Zo hakt een gedicht er wel in met een engagement dat observerend aanstipt zonder te oordelen.

Het mooiste vind ik wanneer Smits emotie in haar teksten toelaat, zoals in mijn favoriete zinnen uit het titelgedicht.

(mijn plantenmix huilde onder de douche
waar ik hun weke onderlijven ontpotte en begroef
in de uitgeknipte aarde )

Hier spreekt Maartje Smits zich uit en ik weet, nee ik voel, wat haar boodschap is.
Ze vertelt van personificatie en eenheid met de natuur en schetst tegelijk een mensbeeld. De mens die het leven uitknipt dat hij wil hebben, als plaatjes uit een catalogus op een verlanglijstje en de natuur die hieronder lijdt.

Ik vermoed dat ook de gedichten die onpersoonlijker lijken meer tot leven komen als de dichteres ze voordraagt. Gelukkig kon ik op haar website direct mijn verlangen stillen en mijn vermoeden bevestigd weten. In de voordracht worden gedichten die op papier moeilijk zijn te volgen vanzelf toegankelijk. Naast haar talent voor beeld en taal is Smits namelijk ook een perform-talent en ze zal zeker, op steeds weer verrassende wijze, nog veel van zich laten horen.

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...