LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Ruben van Gogh – Nicola – een soort van antenne

17 jun, 2017

Poëzie proeven, maar dan anders

door Paul Roelofsen

Een experiment. In 2012 vroeg de componist Paul Oomen aan Ruben van Gogh het libretto te schrijven voor zijn opera Nicola – a Techno  Opera  in 4D Sound, waarin een machine, de Nicola, gedachten hoorbaar maakt. Na veel wikken en wegen werd dit libretto geen verhalende tekst maar een serie van negenendertig gedichten die de gedachten vertegenwoordigen.
Bij dit muziekwerk komen klank en tekst, afhankelijk van waar men zich bevindt ten opzichte van de vele speakers op verschillende manieren op de luisteraar af. Zo ervaart ieder zijn eigen opera.
In  de bundel Nicola – een soort van antenne wordt iets soortgelijks geprobeerd door in elk exemplaar een andere volgorde van de gedichten op te nemen; elke bundel is hierdoor in zekere zin uniek. De hier besproken Nicola is nummer negentien.
(De facto heeft men met één bundel overigens alle exemplaren in handen; de volgorde van lezen is immers naar eigen keuze en bijna eindeloos).
In proza zijn vergelijkbare experimenten gerealiseerd, onder andere door Julio Cortàzar in Rayuela, een hinkelspel, waarin men de hoofdstukken in verschillende sequenties kan lezen en zo meerdere sluitende romans aantreft in één boek. Een meesterwerk.
Interessant, maar bij het beluisteren van de opera gaat het om de plek waar men zich bevindt, bij het lezen van de poëzie om de volgorde waarin men de tekst tot zich neemt. Bij proza geen probleem, de lezer houdt de lijnen van de verschillende verhalen gemakkelijk vast. Proza is doorgaans eenduidig.
Bij de dichtkunst ligt het complexer; poëzie is vaak meerduidig, geserreerd, bevat beeldspraak en toverspreuken en vraagt derhalve om rustmomenten (de witregels) en om herlezing en contemplatie.
Toch proberen.
De bundel bestaat uit drie delen en omdat de gedichten in elk deel verwantschap tonen lees ik om een idee te krijgen zonder pauzes en in hetzelfde tempo het hele laatste deel: dertien korte gedichten.
Het blijkt geen wereldschokkende ervaring, maar de taal wordt hierdoor wel dynamischer en roept andere associaties en verbanden op dan wanneer men zich focust op de gedichten afzonderlijk – naar ik aanneem omdat een en ander je ontgaat en/of omdat je niet leest wat er staat. Daar titels en een index ontbreken en de toon in de verzen min of meer gelijkluidend is kan men, mits hardop lezend, zo’n reeks echter wel degelijk als één geheel beleven. (Wat niet wil zeggen dat dit geheel meer is dan de som der delen).
Ter illustratie zou ik een aaneenschakeling van gedichten zonder cesuur aan kunnen halen, maar dat zou teveel ruimte innemen. Ik beperk me daarom tot het aaneenrijgen van enkele strofen van verschillende gedichten zonder aan te geven welk deel bij welk gedicht hoort. Een potpourri.

er daalt sneeuw neer vanavond
en gefragmenteerde zinnen

iedere sneeuwvlok
een gedachte

elke vlaag een schreeuw
om aandacht

ik moest aan mensen denken
en ik zag ze

moleculen, ridicuul informele
informatie uit een immer

uitdijende brei van woorden

Voor zover het experimentele aan Nicola.

Inhoudelijk gaat het in sterke mate over wat een gedachte, een woord, bij de lezer of luisteraar teweeg kan brengen, namelijk het oproepen van andere woorden, die op hun beurt  weer andere woorden naar boven halen: ‘ieder beeld / leidt tot nieuwe // opgeroepen beelden, / één woord wordt al een waterval (…)’.
Voorwaarde is wel dat men zich openstelt, een ‘soort van antenne’ wil en durft te zijn. Dit laatste is waar de dichter ons meer bewust van maakt en alleen daarom is deze bundel het uitgeven al waard: hij schudt ons wakker.
Genoemde aanmoediging wordt in soepele, niet opdringerige maar wel indringende beelden overgebracht. Hoofd en hart in evenwicht. Weliswaar kan het obsessief (?) gebruik van enjambement storen, maar voor het overige is het poëzie van hoog niveau.
Tot besluit een gedichtje dat dit aantoont:

er klinkt geruis door
in de stemmen die mij

omringen, gefluister
waar ik wel naar moet
luisteren, als zijn het

sirenen die zingen

maar ergens daar
doorheen hoor ik
een hulpeloze stem

die zo persoonlijk naar mij
roept, dat ik haast denk
dat ik dat ben

***
Ruben van Gogh (Dokkum, 1967) is dichter, presentator, librettist, vertaler en bloemlezer.
Hij debuteerde in 1996 met De man van taal. Zijn vierde bundel Klein Oera Linda zorgde door een afwijkende typografie voor opschudding en ook zijn anthologie Sprong naar de sterren, de laatste generatie van de twintigste eeuw deed veel stof opwaaien. Hij vertaalde onder anderen Jacques Prévert en gaf voordrachten op talloze nationale en internationale podia.

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...