Er was altijd leven in mijn moeders huis
door Herbert Mouwen
Er zijn dichters die gedichten schrijven vanuit hun herinneringen zonder dat ze die verzen verfraaien met metaforen, rijm- en metrumvormen en allerlei stijlfiguren. De werkelijkheid die zij in hun poëzie publiceren, is op zich al bijzonder of schokkend genoeg. Hun gedichten behoeven geen aankleding of decoratie, ze confronteren de lezer direct met hun eigen persoonlijke historische realiteit. Mammie van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ronelda S. Kamfer is zo’n dichtbundel. De uitgesponnen, soms haast prozaïsche teksten presenteren een meedogenloze, rauwe wereld, waarin de dichteres de dood van haar moeder probeert te verwerken en er betekenis aan te geven. En dat in een land waar de dood op allerlei wijzen voortdurend op de loer ligt.
Ronelda Kamfer is een dichteres die midden in de culturele wereld van nu staat. Dat blijkt al meteen uit de motto’s die aan de bundel meegegeven zijn. Engelstalige fragmenten uit songs van REM (‘Nightswimming’), Elbow (‘The night will always win’) en van de jong gestorven rapper Tupac Shakur (‘Dear Mama’) leiden de bundel in. Ook in de gedichten zelf zijn talloze verwijzingen naar namen van personen in deze tijd, zoals in ‘Vetste vliegen’, een gedicht over ‘een nieuwe species / van bruine meisjes in vintagekleren’. Kamfer noemt de zwarte auteurs Idris Elbas en Alice Walker, de zangeressen Grace Jones en Jill Scott, actrice en filmmaakster Lupita Nyong’o en Michelle Obama. Echter, de meeste gedichten gaan over het leven en de dood van haar moeder, haar eigen jeugd, de opvoeding door haar grootouders en de broze relatie met haar zus. Haar moeder is een voorbeeld voor haar. Ze heeft veel, zo niet alles van haar geleerd:
Lage levens
er was een vrouw in mijn leven
die zo vaak was verraden
dat haar hart een cirkel was
ze wreef haar vernederingen
samen met haar badolie
in haar huid
ze was mijn moeder
en ze leerde mij
om niet van mezelf
te houden
Veel gedichten gaan over het moment van het sterven van Kamfers moeder zelf. De beleving, het verdriet en de rouw bepalen de sfeer van die gedichten. Voortdurend wordt daarin het gemis van de moeder voelbaar. In het gedicht ‘Moeder’ is het onder andere haar man die haar mist: ‘mijn vader doet zijn best een goede moeder te zijn / hij koopt geregeld een heleboel groente / maar er is niemand die kookt’. Haar afkomst, haar grote familie, het gewelddadige leven in Zuid-Afrika, haar school, de schoonmaakbanen en de gevangenis zijn onderwerpen die in de poëzie van Ronelda Kamfer op epische wijze uitgewerkt worden. Ook godsdienst, discriminatie, criminaliteit, seksualiteit en haar schrijverschap dat zich plots ontwikkelt, zijn vervlochten met de persoonlijke belevenissen van de dichteres.
Een enkele maal zet Ronelda Kamfer gebeurtenissen uit haar jeugd tegenover het heden, zoals in het slotgedicht met de titel ‘Wees lief voor elkaar, pas op haar, Neldie, ze is je zus…’. De titel heeft het karakter van een letterlijke uitspraak van de moeder van Ronelda. Het eerste deel gaat over het weglopen van haar zus Allisen – ze is nog heel jong – uit een speelgoedwinkel. De paniek van haar moeder is groot, ze bedreigt Ronelda: ‘ik herinner me dat mijn moeder terugkwam / me vastgreep en zei / als Allisen weg is maak ik je dood’. Het tweede deel, dat jaren later plaatsvindt, is confronterend. Weer is haar zus weg, maar nu zijn de omstandigheden anders:
mijn zus is nu al twee maanden vermist
ze is aan de drugs
ze steelt
ze papt aan met gangsters
ze heeft haar kind bij mij achtergelaten
En weer hoort de dichteres haar moeder dreigen wanneer ze de slaap niet kan vatten. De angst, het verdriet, het geweld, het houdt nooit op, niet in de werkelijkheid van alledag, niet in haar herinneringen, niet in haar dromen en dus ook niet in haar gedichten. Mammie is de willekeurige stapeling van gedichten die de chaos in het leven van Ronelda Kamfer verwoordt, zonder opsmuk en al helemaal niet chronologisch. Mooi is het citaat van haar moeder, dat voorafgaat aan de gedichten: ‘Ronelda, je bent en blijft mijn kind tot de dag dat de maan een andere naam krijgt’.
De bundel, die 77 gedichten bevat, is niet ingedeeld in afdelingen. Na de gedichten die door Alfred Schaffer vertaald werden, zijn in een kleiner lettertype de Zuid-Afrikaanse verzen geplaatst. Een versie met de oorspronkelijke gedichten links en de vertaling op de rechter pagina ernaast, zou functioneler geweest zijn. De lezer moet zeker de moeite nemen om deze poëzie in het Zuid-Afrikaans te lezen, het is een prachtige taal. Waarschijnlijk heeft de uitgever dat naast elkaar plaatsen van de gedichten niet gedaan om de kosten te drukken. Achterin de bundel is een handzame, verklarende woordenlijst opgenomen. Ik begrijp dat de uitgever de bundel van deze nog niet zo bekende dichteres wil promoten, maar de voor- en achterkaft vol zetten met aanprijzende citaten van Adriaan van Dis, Antjie Krog, Christine Otten en Maartje Wortel, stoort me. De poëzielezer is heel goed in staat de hoge kwaliteit van deze toegankelijke gedichten zelf te ontdekken, zonder al deze aanbevelingen.
***
Ronelda Kamfer werd in 1981 in Blackheath in Kaapstad geboren. Vanaf haar derde jaar groeide ze op bij haar grootouders, op haar dertiende ging ze weer bij haar ouders wonen in Eersterivier, een township op de Kaapse Vlakte. De gedichten in Noudat slapende honden (2008) handelen over het dagelijkse leven. In de dichtbundel grond/Santekraam (2011) vertelt ze het verhaal van haar familie en de wereld waaruit deze met geweld verdreven werd. Hammie (Mammie), waarin haar overleden moeder een belangrijke rol speelt, verscheen in 2016. Ronelda Kamfer heeft een dochter, Seymour. Haar laatste twee bundels zijn door Alfred Schaffer vertaald in het Nederlands.