Het uitzicht wordt inzicht
door Ernst Jan Peters
In de popmuziek komt het voor: een ‘Best Of’-album met twee of drie nieuwe nummers. Leuk voor de echte liefhebber die alles al heeft, behalve die nieuwe muziek, goed voor de verkoop. Maar bij het uitgeven van poëzie bestaat dat nauwelijks: verkoopbevordering. De oplages zijn klein, met hier en daar een uitzondering. De bundel Vogels, vlinders & andere vliegers is een soort ‘het beste van Hans van Pinxteren’ en toch een beetje anders.
Anders omdat een bundel, de structuur ervan, de samenstelling, kan worden gezien als het grote verbindende metagedicht waarin de dichter een eigen betekenis in kwijt kan. Deze bundel heeft eigen afdelingen en een eigen volgorde los van de chronologie van het ontstaan van de gedichten. Zoals de dichter het zelf zegt in de verantwoording: “Uit het vroegere werk heb ik de gedichten waarin ik mij nu nog kon vinden verzameld, ze in nieuwe reeksen gerangschikt en aangevuld met een handvol ongebundelde gedichten. De oude gedichten zijn op menige plaats gewijzigd.”
Zo lijkt de fraai vormgegeven bundel met de twee musjes op de omslag opeens geen ‘Best Of’ maar een afscheidsgebaar. Hans van Pinxteren snijdt de pas af van de samensteller van een verzameld werk met zijn negen eerder uitgegeven bundels. Hij presenteert niet alleen zijn beste werk, in zijn ogen is dit al zijn werk. Tot nu toe. Ik vraag mij af of er een elfde bundel te verwachten valt.
Dat zou jammer zijn, want het dichtwerk van Hans van Pinxteren is veelzijdig en avontuurlijk. Van Pinxteren is de fotograaf die zijn camera en lenzen thuis heeft gelaten en het fraaie uitzicht voor zijn ogen fixeert met pen en papier. Dat geeft de mogelijkheid om het tweedimensionale beeld aan te vullen met de derde dimensie van de werkelijkheid achter het zichtbare. Het uitzicht geeft inzicht is een ontdekking in het volgende gedicht:
DE STAART VAN DE VLIEGER
Dit venster een ruit
ik kijk naar buiten
het is geen morgen meer
het is zo goed als zomer
deze ruit een vlieger
op een stralende dag
staat in de middag de vlieger
ziet ademloos in de middag
de staart van de vlieger een iris, blond
en blauwe navelstreng in een zon
geler dan het bloeiende koolzaad
vlinders en vogels rond staart
de vlieger staat in de avond
vallen doet alleen mijn schaduw
in de vensternis
schaduw die steeds paarser wordt
kijk ik later nog naar buiten
wordt het uitzicht inzicht
valt de vlieger in de ruit
samen met de bodemloze nacht
Zeven afdelingen kent de bundel, waarvan de middelste, ‘Leeg centrum’, alleen witte pagina’s laat zien. Een dichtersgrapje à la K. Schippers, verder is het toch wel een serieuze bedoening in de gedichten van Van Pinxteren. Niet zwaarmoedig, maar voorzichtig onderzoekend, ook aan de hand van de mogelijkheden van de taal. In ‘Zonsopgang’ is de vraag of de schaduwen van de nacht verdwijnen voor het licht, of toch eerder met het licht
(…)
of liever nog
bestaan niet bij het licht
van de opkomende zon
En is al datgene wat je waarneemt het leven zelf of zoals Jan Luyken zegt in het motto van de bundel: ‘Droom is ‘t leven, anders niet, (…)’? Die droombeelden onderzoekt Van Pinxteren over de hele wereld. Van de Friese polder in de buurt van Stedum tot in verre oorden in Portugal of Indonesië. Het zijn niet de meest gangbare toeristenoorden waarheen hij afreist, dus helpt het raadplegen van de atlas bij sommige gedichten. Maar geen enkele plaats wil het echte antwoord prijsgeven. De queeste gaat alsmaar door…
KARAKTERS IN HET WINTERLICHT
Verder gaat de tocht
waar ik naar woorden zocht
om mijn wereld te gieten in een taal ongekend
daagt een afgrond
mijn vragen gapend
mijn denken scherend langs het niets
bewaar ik het stilzwijgen lang genoeg
om de kalkgang van de taal achter mij te laten
voorbij de dooddoeners van het gemak
van wie het voor het zeggen hebben
herken ik in de verlatenheid van een stad mijzelf
herken ik mijzelf niet meer
knippend met mijn ogen in de winterzon
vind ik de vraag terug hoe het gemoed zich opent
in de winterzon herleef ik zonder schroom
de naaktheid van een lindeboom
neem ik de schemer tussen mijn wimpers
zie ik zijn takken bijten
zijn takken mijn karakters bijten
in het winterlicht
De veranderingen die Hans van Pinxteren in zijn bestaande werk heeft aangebracht, bevatten iets meer dan interpunctiezaken. Zeker, veel komma’s en punten moesten het ontgelden, evenals hoofdletters, maar er zijn ook regels verdwenen en woorden vervangen. ‘Meanders in de zon’ is als titelloos gedicht terug te lezen in ‘De 100 beste gedichten van 1996’, samengesteld door Herman de Coninck. Het gedicht onderzoekt of wat we lezen en zien in de kunst er ook is in de traditie van ‘Ceci n’est pas un pipe’. Hij heeft de pijp afgepakt van Magritte en doorgegeven aan Maigret. Er meanderen vlinders (!) rond de vaart. De wat uitleggerige regel ‘Of deze vaart je zou vergaan doet er niet toe.’ is verdwenen. Voer voor letterkundigen om het verhaal achter de varianten in kaart te brengen en te duiden, er ligt genoeg te wachten.
Vogels, vlinders & andere vliegers van Hans van Pinxteren is zijn ‘Opus Tien’, maar lijkt een afscheid, een requiem. Van Pinxteren onderzoekt zijn oeuvre en neemt alleen die gedichten op waar de uitstorting van de Heilige Geest (nomen est omen) nog in nog terug te vinden is. En zo vliegen we met hem en alles wat vliegen kan, de wereld over om met taal indrukwekkende beelden te vangen om zo de grens tussen droom en werkelijkheid te betrappen.
***
Hans van Pinxteren (Amsterdam, 1943) is een Nederlands dichter en vertaler van Franse literatuur. Hij vertaalde onder meer werken van Gustave Flaubert, Michel de Montaigne, Voltaire, Charles Baudelaire en Arthur Rimbaud.