Groter en kleiner diafragma
door Hans Franse
De bundel Sluitertijd van Stan Mooij eindigt met een gedicht dat dezelfde naam draagt. De dichter vertelt hierin over zijn vader, van wie een foto op de achterflap is weergegeven. De man heeft een belichtingsmeter in de hand, waarmee hij de belichting en de lensopening van zijn camera berekent. Een lensopening is belangrijk: er komt meer of minder licht op de gevoelige plaat. Bovendien kun je de voor- of achtergrond extra aandacht geven. De vader moet erg veel geëxperimenteerd hebben met zijn camera. Er is sprake van: ‘mijn vader met zijn / eindeloze stroom van foto’s…’. Of zijn beelden boeiend waren is niet helemaal duidelijk: de dichter beschrijft een filmvertoning als stopgezet, niet boeiend leven: ‘zijn film stopgezet / in de ruisende projector / zijn dialoog met de repeterende stilte / het slapend bezoek’. Of de vader gebruikt zijn camera om zijn leven te vergroten of de mooie momenten bijna wanhopig vast te houden: ‘in zijn vergrotingskoker / heeft hij uit zijn fotoboeken / wanhopig de mooiste opnamen / alsmaar verder vergroot’. Het leverde weinig op, want: ‘onverbiddelijk sloot de sluiter, / zijn roep om aandacht / voorgoed gesmoord / in volle vuilniszakken’. Ik lees hierin dat na het overlijden van de vader, die zoveel van het leven van zijn gezin vastlegde en wanhopig de mooiste momenten vergrootte, deze vele momenten bijeengezocht werden, opgeruimd en bij het afval gezet. Dat de kaft van de bundel nog een foto van de vader weergeeft die hij maakte tijdens een vakantie in Chur, een mooie, ouderwetse, haarscherpe foto, verbeeldt ook gebeurtenis van vroeger, vergankelijkheid is een centraal thema. Misschien herdenkt Stan Mooij zijn vader, maar dat is niet duidelijk: diens werk is immers ‘gesmoord’ in volle vuilniszakken.
In deze bundel neemt Mooij nu zelf waar, en legt via zijn eigen sluitertijden indrukken, landschappen, mensen, ideeën en gedachten vast in een heldere, sfeervolle en ongecompliceerde poëzie. Of het nu om plekken in zijn woonplaats gaat (Son en Breugel), het bekijken een film ( Les Intouchables), een herinnering aan een telefooncel, de visafslag, indrukken van Sevilla en Venetië, een inburgering of de ramp met de MH17 (het mooie gedicht ‘PAD’ op p. 62), de dichter richt er zijn lens op. Soms beschrijft hij plekken en gebeurtenissen met groter, soms met kleiner diafragma, soms haarscherp, soms wat minder gedetailleerd en wat dromerig, soms lijkt het alsof hij een ‘sellefie’ maakt (excuseer de schrijfwijze, maar de kneuterigheid van sommige van die beelden rechtvaardigt deze schrijfwijze), maar de poëzie is altijd bevattelijk, helder en goed leesbaar. Er klinkt soms een oprecht gevoel, een plotseling doorbrekende, soms meteen weggehouden emotie door. En altijd is er de duidelijk herkenbare melancholie van de vergankelijkheid van mensen en dingen.
STROOIVELD DAHLIA
In de strooivelden
van het bos
draaien boeketten
in metalen vazen
rusteloos rond
bij grijze grond plant ik
gele brem onder
krakend herfstblad,
gevallen na de zomer
nadat jij
insecten dansen,
de snijbloemen
van de doden
hangen geknakt en gevlekt
uit vuilcontainers
een lekkende kraan
vult langzaam
de gescheurde gieter
waarmee ik
mijn verdriet begiet
Er valt weinig negatiefs te zeggen over deze bundel met oprechte, bescheiden poëzie met een bescheiden bewogen melancholie, maar toch ook met het genieten van reizen, van vreemde steden, van herinneringen. Wat mij ook opvalt is dat godsdienstigheid als vanzelf een plaats in de gedichten inneemt: het is de vanzelfsprekendheid van de aanwezigheid van heiligen, kerken, de liefde tot Maria, wat mij als recensent weemoedig maakte: dat alles was in mijn jeugd vanzelfsprekend. Het gaf de rust en de zekerheid van een onveranderbaar diafragma waarin het leven gelijkmatig werd belicht.
Wat blijft er van de dichter over in onze herinnering? Ook de dichter ziet zich als iemand die waarneemt en zichzelf in die waarneming plaatst als iemand die voorbijgaat en opgaat in ‘leestekens in witte inkt’, en doelwit van de tijd.
DOELWIT
wat liet ik na
wat heb ik nagelaten
wat onthield ik anderen
wat onthouden zij van mij
mijn woord
geboord in de roos
van mijn schietschijf
omringd door wat mij raakt
mijn vingers, gekromd
om de tralies te buigen
het koord te spannen, te breken
het spoor dat verdicht of ontsnapt
de stap van mijn handschrift
ritmisch dansend of botsend
op het stootblok van mijn kantlijn,
omcirkeld, geschrapt
leestekens in witte inkt
of een ingeving van vlees en bloed,
daarheen de stenen
de bielzen
het verwaaide papier.
Ik wens de dichter toe dat hij nog lang vol verwondering mag reizen, waarnemen, en vastleggen met een hoog diafragma (dan is het beeld scherper) en vooral dat hij nog veel mag wandelen door zijn Brabantse land. Dan kunnen wij ervan meegenieten. Dank je voor deze mooie, heldere, lezenswaardige bundel. Zeker de moeite waard om aan te schaffen.
***
Stan Mooij werd geboren in Eindhoven in 1947. Hij begon in 2003 met dichten en won in 2008 de ‘tweejaarlijkse Literatuur Stimuleringsprijs Eindhoven’, wat voor hem een stimulans was om zijn gedichten te publiceren.’ Zijn bundel Doorlopend stilstaan beleefde drie drukken. Zijn bundel Sluitertijd bevat ook een aantal bekroonde gedichten.