Annette Akkerman (1962)
metamorfose
er was een tijd dat ik nog in sprookjes geloofde
elke kikker kuste ik met gesloten ogen
mijn afschuw overwinnend – je moet er iets voor doen
immers
er was geen goede fee die me kleedde voor het bal
geen slechte die mijn collega’s veranderde in varkens
dat werden ze meestal vanzelf bij de vrijdagmiddagborrel
immers
mijn poppen werden nimmer vlinders
en ik zag vogels nooit vissen worden
of andersom – zoals in de tekeningen van Escher
immers
alleen jij liet me zien hoe ik zou kunnen veranderen
en je verfrommelde het plastic bekertje
met een lichte beweging van je hand
je greep me bij mijn strot
figuurlijk – je bent geen onmens
immers
Taco van Peijpe (1946)
HOE EEN MENS TE LEZEN
Het titelblad bevat geen zin
begin daar niet te lezen. Laat
het openvallen, blader door tot
waar je een herkenningsteken vindt.
Ga verder op de tast. Vergeet
waar je gebleven was en lees
de woorden als een vraag
waarop je nog geen antwoord weet,
misschien een wedervraag. Bewaar
de voorgeschreven regelafstand en
onthoud je commentaar. Herlees
alleen een uitgelezen exemplaar.
Pieter Van de Walle (1992)
Nieuwe habitat voor kleine mensen
we hebben nooit geluisterd naar de wind
nooit meer dan woorden op papier gekregen
het leven tot nu toe hangt als een draad voor ons
een avontuur zonder vrienden, zonder vijand
we kennen elkaar niet
gaan met ons hoofd tegen de muur aan staan
en wachten tot de assimilatie begint:
het huis moet ons iets leren, een taal
tussen onze talen weven, met een breekmes
langs onze randen gaan
Arjen van Meijgaard (1973)
De dag komt terug
De dag komt terug
waarop ik
gelegen op mijn rug
eenzelfde barst
in het plafond bekijk
van wand tot middelpunt
grillig meteen
vanaf de start
met hier en daar een
scherpe hoek
-achteraf goed te verklaren-
rest het beloofde
rechte stuk
voor ik opga in het zwarte gat
waar snoer en lamp uit hangen.
Wim Vandeleene (1972)
gesprek met een kat
ze rekt het drama, miauwt aan de drempel
alsof ze een deurbel ingedrukt houdt tot ik open doe.
ik lok haar naar mijn vingers maar ze geeuwt,
wuift me weg met haar staart.
zegt: ‘pak me niet op,
ik schurk me later wel tegen je aan.’
dan woont ze weer stemloos in haar pels.
mijn oor, een radar die wacht op een radiogolf.
de ether draagt haar stilte. liever speelt ze piano,
free jazz als ze over de toetsen loopt.
ze rolt zich op in de wasmand als op een altaar
waar ze een siësta houdt. ze spint, alsof ze stil brult.
ze zegt: ‘hier is Egypte en jij moet me eren.’