LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Job Degenaar – Hertenblues

18 feb, 2018

Blues op de stroomfiets

door Maurice Broere

Taal is geen stilstaand gegeven, maar voortdurend aan verandering onderhevig. We moeten om gezond ouder te worden bewegen en dat is kennelijk niet tegen dovemansoren gezegd, want als je op een willekeurige zomerdag op je fiets stapt dan kom je hordes ouderen in felgekleurde windjacks op e-bikes tegen. Uitstekend, er is geen plaats voor ergernis, want de mensheid is goed bezig, maar …  e-bikes, dat woord schuurt, weer zo’n overbodige Engelse enclave in ons mooie Nederlands. Job Degenaar heeft de remedie gevonden en introduceert het woord stroomfiets. Een vondst waar iedereen op zou kunnen komen. Toch ben ik de dichter dankbaar voor dit neologisme en hoop dat het ingang zal vinden in brede kring. Zelf ga ik het in ieder geval vanaf nu gebruiken. Vermoedelijk is het overigens niet een vondst van de dichter, want ik kwam op het web een verhuurbedrijf in Kampen tegen met de naam Stroomfiets en ze bleken ook nog stroomfietsen te verhuren.
Niet alle nieuwigheden in de bundel Hertenblues kan ik waarderen, want Degenaar laat af en toe het werkwoord weg, zoals je de laatste tijd veel hoort doen: ‘dus giechelen ze om hun selfies en juist / als er gestemd moet over een campagne / tegen het bewind, dribbelen ze op / kousenvoetjes om thee en koekjes weg’. In een andere regel laat hij het werkwoord ‘gaan’ weg: ‘Vannacht zouden we naar Zeeland / met koffers vol jeugdherinneringen’.

Het motto van de bundel is een dichtregel van de Duitse dichter Reiner Kunze. Degenaar heeft gedichten van deze Duitser vertaald. Het motto luidt: ‘Doch schon der kiesel / nimmt die wärme an / der hand’.
Ik denk dat hij dit motto heeft gekozen om tot uitdrukking te brengen dat we de dingen die we waarnemen, meemaken en lezen, opslaan in ons geheugen en integreren in ons brein tussen de eigen indrukken. Zoals een steentje in je hand de temperatuur van de hand overneemt.

Hertenblues is opgebouwd uit: ‘Klein verband’, ‘Ultieme levenstekens’, ‘Mores leren’, ‘Verzen voor bejaarden’ en ‘Radioruis, sneeuwbeeld’. Tussen de gedichten staan zes illustraties, die verband houden met het gedicht op de naastgelegen pagina. Dat is wel prettig; niets is zo vervelend als er geschreven wordt over een kunstwerk waar je geen voorstelling van hebt.

Degenaar is een uitstekend observator, weet de sfeer in combinatie met de omgeving prachtig onder woorden te brengen en geeft goed de stemming van de dichter weer. Een voorbeeld met mooie metaforen: dribbelende meeuwen, droeve fietsen en hobbelende tractoren. Je proeft de sfeer van zo’n natte voorjaarsmorgen.

Een vroege lente op Texel

Wind drukt het eiland neer, de zee gromt
meeuwen dribbelen rumoerig langs de vloedlijn
inktwolken legen zich haastig op het land

achter de dijk schuilen dicht bijeen de schapen
de gekromde bomen bukken nog dieper, in de verte
zijn de ganzenzwermen en boerderijen gewist

De droeve fietsen, het wasrek op de tocht
de uitgebeten tuinstoelen, alles kwijnt
in deze morgen, die maar niet dagen wil

Een trekker hobbelt door het uitzicht en blijft
steken in de modder, moment waarop alles
stilvalt: als een herinnering staan we voor het raam

buiten de onberekenbare wereld, houden
de adem vast, steunend op elkaar
en op de knoppen van gele krokussen

De dichter is een levensgenieter wat blijkt uit de gevarieerde onderwerpen: wijn, reizen in eigen land en verre oorden, humor, actualiteit, nostalgie en, onvermijdelijk, de dood. Vaak gebuikt hij een relativerende toon, zoals blijkt uit het onderstaande gedicht waarin ook de titel van de bundel verwerkt zit. Het begint met de beschrijving van een bijeenkomst waarbij wellicht wat gedronken wordt, vervolgens genieten ze van het uitzicht en ondergaan de magie van het heelal, later keren ze terug naar triviale dingen als Facebook en roken. Dit alles weer met mooie metaforen en een aardige synesthesie: tokkelende sterren op het netvlies

Hoog uitzicht op dit leven

Er lag gestapeld hout dat gloeide
de zon verwaasde achter de bergen
we dronken nostalgisch op het geluk

en bleven zitten, licht beroesd
de avond werd vanzelf nacht
Boven ons installeerde zich

een ontregelend decor van sterren
tokkelend op ons netvlies, soms
doorkruist door stille satellieten

de lichtpijlen van hemelsteen
en het nabij geknipper van
zacht snorrende vliegtuigen

Toen was ’t voor ons, stervelingen
weer mooi genoeg geweest
en omsingelde grondmist ons

een ging op Facebook
een ander rolde een sigaret
en blies vraagtekens de ruimte in

In de verte, vanuit het duister
loeiden herten
hun oude blues

In een aantal gedichten is de dood een motief, een gestorven geliefde en de overleden moeder van de auteur. In het gedicht dat volgt, schetst hij de situatie in een lijkwagen. De natuur buiten de zwarte auto gaat ongestoord zijn gang, net als de tomtom en de chauffeur die honderduit praat over allerlei onbenulligheden. De dichter is heel sociaal aangepast en doet alsof hij luistert, maar zijn gedachten zijn in feite bij de dode moeder die in de kist achter hem ligt en hij voelt hoe haar lichaam reageert op de bewegingen van de auto.

Reisje met moeder langs het IJsselmeer

We zoeven statig over de dijk, omgeven
door water, wolken, meeuwen en klieken
aalscholvers, zwart in boomkarkassen

de auto is gepavoiseerd in grijs, de tomtom
beveelt in decibellen, de chauffeur praat
honderduit; ik klem twee foto’s in m’n hand

die haar kist bij ’t afscheid opfleurden:
als meisje dat uitdagend de lens in lacht
en vrouw op leeftijd met broze blik

Wat zou ze genieten van dit panorama
maar ik zie steeds maar voor me hoe haar hoofd
bij elke bobbel schudt en meezwenkt in de bochten

en hoe die kletsmajoor en ik haar straks
voorbij de overkant, naar de lage aula tillen:
haar kilste nacht bovengronds

Tot slot, Hertenblues is een bundel met aansprekende, toegankelijke poëzie, waarin de dichter ons meeneemt in universele gevoelens, waarin we veel van onszelf herkennen. Moderne gedichten met een kop en een staart, niet hermetisch, maar waarin toch wat te raden overblijft.

***
Job Degenaar (1952) schreef o.a. de bundels Bericht voor gelovigen (1976), Het wak (1980) en ’t Vlak ligt klaar (1989). Nadat uit deze drie bundels in 1991 een Poolse bloemlezing werd samengesteld, verschenen De helderheid van morgens (1992), Van de arena en het lastdier (1995), Dus dit is zomer (1998), Huisbroei (2003), Vluchtgegevens (2011), Handkussen van de tijd, een keuze uit 35 jaar poëzie (2012), Thorleif (beeld en poëzie, 2014), Het fonkelt in ‘t Dok -Lemmer en omgeving in 22 schilderijen en gedichten, i.s.m. schilder Lammert Sloothaak (2016).

     Andere berichten

Alex Deforce – Tussenbruggen

Alex Deforce – Tussenbruggen

Een brug te ver door Maurice Broere - - In het boek zit een soort sticker met een QR-code. Als je die opent, krijg je een soort...

Paul Demets – De schaamsoort

Terugblikken is confronterend door Hans Puper De ondertitel van Een schaamsoort, de nieuwe bundel van Paul Demets, is Briefgedichten aan...