Afgewend
Onder het dekbed met de kraanvogels
leerden we vliegen, de nek volledig uitgestrekt
steeds hoger. We voegden naar elkaars vorm
en vroegen niets, gaven ruggengraat.
Op zwijgend satijn barst jouw lijf
alleen je taille vindt nog ademruimte
een uitsparing onder het laken. We zoeken
raakvlakken voorbij het broedseizoen.
Het is niet klaar: ik kan je nog laten lopen
in woorden, me optrekken aan jouw taal.
Ik strijk mijn veren in de holte van jouw rug
tussen de schouders waar ik vleugels waande.
Je ziet het aan de rugzak die danst
of met banden in schouders snijdt.
Hoe belast je bent, het staat geschreven
in de genen:
erfrecht, erfpacht, erfzonde.
Vallen, ik ken nog steeds de formule
van Newton uit mijn hoofd en las
van een appel en een boom.
Neerwaarts en opwaarts, herwaarts
en derwaarts klemt het soms
tussen voorgangers en naoogst.
Gezegend het zijvak en de regenhoes.
Uitgedokterd om gebutst vermogen
te beschermen, tegen de keer.