Hoe dan wel?
door Paul Roelofsen
Paul Bogaert is een lastpak, dat was mijn eerste indruk nadat ik zijn Zo kan het niet langer even snel en met groeiende ergernis had doorgebladerd. Ik had gehoopt poëzie in handen te hebben waar ik me aan kon warmen, maar dat bleek een misrekening. Ik kreeg de indruk voor de gek te worden gehouden; de kleren van de keizer. (Paul Bogaert is een gelauwerd dichter, die voor eerdere bundels de Poëzieprijs van de Vlaamse gemeenschap en de Herman de Coninckprijs won en in 2010 werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs). Warrige en onzorgvuldig geschreven teksten. En bovendien, de op het achterplat aangekondigde geestigheid kon ik niet ontdekken. De gedichten leken me in een dronken bui zonder zelfkritiek op het papier gesmeten. Geen samenhang, geen houvast.
‘Bierfiets 3’ (Het derde in een cyclus van zes gedichten).
Als na verloop, dus ja,
van tijd { Bijlange niet x2 + Bx
Ik mix whisky in de whiksymixer } een paal
Ons en de gemoederen dwingt
Tot rechtsomkeert in Comic Sans (alles
Héél erg wysiwyg)- Tè-rug! Tè-rug! -zet iemand
(tot dan al 3 kwartier een dirigent) zijn tanden in
(Patsy???) de opblaaspop.
Elke rollator lokt een *Yolo* uit en één grote
[*door Van Dale in euh… 2012 genomineerd]
Één grote collectieve teug, wie moet de slipmuts nu
Aàn-doen Aàn-doen! De wind grijpt
het plastic…weg; scandeert er iemand van
HOER-over-boord door door dehandpalmmegafoon.
Anderen werken ondertussen
aan een definitieve visietekst,
leveren goederen
of geven bloed.
Vertwijfeld overwoog ik de bespreking van deze bundel aan een ander over te laten, maar besloot uiteindelijk me er toch in te verdiepen en het zelf te proberen.
En gelukkig, want na het meermalen herlezen van deze poëzie werd stilaan duidelijk dat het alleen de bedoeling is om de lezer te laten delen in Bogaerts dichterlijke manier te breken met de structuur en de samenhang van zowel maatschappelijke gesteldheden als die van de taal. De titel Zo kan het niet langer is niet ironisch bedoeld maar dient serieus in dat licht te worden gelezen.
De titelgedichten, drie stuks, illustreren treffend zijn afkeer van bureaucratie en al wat ingesleten is. Hier een gedeelte van het tweede:
Zo kan het niet langer
Eindelijk, het nieuwe jaarverslag!
De ragfijne terzijdes, de rondzwevende haakjes.
Het constante geschud en gezift. Het gespin
over het zeven van de verbeteringen
en het verbeteren
van de zeven. Het geklingklang aan de mond
van de clichéoven. (…)
De walm rond de vaten met overdatumerrata.
Men overleeft het niet zonder ventielen en zware massages.
Jaja, het is hard werken in de uitsloverij.
De Poëziekrant noemt Bogaert de Messi van de Vlaamse literatuur; een deels rake vergelijking want inderdaad ook Messi ontsnapt graag aan de gangbare wetten, in zijn geval met die van het voetbal, waardoor hij ongrijpbaar wordt; evenwel, hij heeft daar een doel mee, namelijk om te kunnen scoren of een medespeler daartoe in staat te stellen. Ik vraag me af wat het oogmerk van Bogaert is. Is het bij hem niet een doelloze onderneming? Wordt het middel tot doel verheven? Je zou het denken want op het opstandige motto ‘Zo kan het niet langer’ is de vraag gerechtigd ‘Hoe dan wel?’ en daar kreeg ik, afgezien van wat speelse taalprobeersels geen antwoord op.
Deze vraag dus maar laten voor wat hij is en genoegen nemen met zijn pogingen te ontsnappen aan hem beknellende conventies en taboes.
Dat lukte me redelijk; ik kan nu zelfs grinniken om het eerst geciteerde gedicht uit ‘Bierfiets’.
Maar de raadsels blijven en ik ben niet de enige bij wie de gedichten vragen oproepen, Bogaert zelf stelt ze eveneens, veelvuldig zelfs, en zonder deze te beantwoorden: ‘Wat betekenen de kopzorgen (…) Wat behelzen de kwaaltjes (…) Wat stellen de ontgoochelingen voor (…) Wat is het verschil tussen de paniek / van personen met een problematische visionaire geaardheid / en het onbehagen / van personen met een hier-en-nu-verleden?’
En ook komt men herhaalde malen ‘zou je denken’ en ‘wat te doen’ tegen.
Vraagtekenpoëzie van alle kanten.
Onlangs hoorde ik op de cultuurzender radio 4 iemand het hier voor een deel aangehaalde titelgedicht voorlezen. Hij was vol lof zonder uitleg waarom en struikelde tijdens zijn voordracht over woorden als ‘overurenwinkelmandje’ en ‘overdatumerrata’. In ademnood sprak hij de laatste regel uit en was daarna duidelijk opgelucht.
Ik kon met hem meevoelen.