LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Gerrit Komrij – Alle gedichten

25 mei, 2018

De eerste regel is om te beginnen

door Herbert Mouwen

Alle gedichten is de vermeerderde druk van de uitgave Alle gedichten tot gisteren uit 1994. De bundels Spaans benauwd (2005) en Boemerang (2013) zijn aan deze editie toegevoegd, maar de gedichten die Komrij als Dichter des Vaderlands heeft geschreven (2002-2004) zijn niet opgenomen. Dat is beslist geen gemis, in de volumineuze bundel Alle gedichten die er nu ligt, raak je voorlopig niet uitgelezen. Er wordt de lezer veel moois en bijzonders voorgeschoteld. Op de voorkaft staat een foto van Komrij als Julius Ceasar, zoals we deze kennen als beeld, met een quasi-Romeinse haardos en de bijbehorende hautaine blik in de ogen.

De poëzie van Gerrit Komrij komt over als vormvast en is ogenschijnlijk toegankelijk, op het eerste gezicht in ieder geval niet hermetisch, hoewel ik als lezer voorzichtig blijf met deze vaststelling. Om vat op zijn poëzie te krijgen, wordt hij als een neoromantisch dichter beschouwd, omdat zijn gedichten een reactie zijn op de naoorlogse poëzie van de vijftigers en de volgende generaties. Hij lijkt terug te keren naar negentiende-eeuwse tendensen, zeker in zijn vroege dichterschap. Zijn virtuoze taalgebruik en zijn ironische, soms cynische benadering van bepaalde thema’s als eenzaamheid, ziekte en dood zijn kenmerkend voor zijn gedichten en ook voor zijn andere werk. Het is recht-voor-zijn-raap-poëzie met de taal als onweerstaanbaar wapen, waarmee hij anderen meedogenloos kan raken. Tegelijkertijd spaart hij zichzelf als dichter niet, stevige zelfspot en zwarte humor zijn andere ingrediënten van zijn poëzie. Voorbeelden van gedichten, waarin deze aspecten moeiteloos terug te vinden zijn, zijn er talloze. Het gedicht ‘Een verre reis’ uit Alle vlees is gras of Het knekelhuis op de dodenakker (1969) laat bovenstaande kenmerken zien:

Je ging, gezeten in een emmer, naar een
Zekere streek op reis, waar enkel grote,
Pokdalige dokters en goede heelkruiden waren.
Dat was een reis, die je nooit heeft verdroten.

Je was immers een emmer vol ziekte. Ja,
Een door en door krank vat, en je zocht
Beterschap. Er vloog jou een regen achterna
Van scheldwoorden van het grauw. Maar toch,

Je zocht beterschap, al het krapuul ten spijt.
En waarlijk, je kreeg hoestsiroop, en vond
Een heilzaam gewas, genas, maar sinds die tijd
Kreeg je de emmer nooit meer van je kont.

De ontwikkeling (‘reis’) van de nog jonge dichter Gerrit Komrij (‘je zocht beterschap’ wordt tweemaal vermeld) dringt zich op, maar niet iedere lezer zal in deze opvatting meegaan. Wie is de toegesproken ‘Je’? Wie zijn die ‘Pokdalige dokters’? Wat zijn de ‘goede heelkruiden’? Hij ‘vond / Een heilzaam gewas, genas’, maar het negatieve beeld dat hij bij anderen had opgeroepen, raakte hij nooit meer kwijt. Zie de laatste versregel: ‘Kreeg je de emmer nooit meer van je kont.’

Dat boven de andere dichters uitgroeien is een bekend thema in het werk van Komrij, een thema dat hij verantwoordt door gedichten te schrijven over het maken van poëzie als pure ambacht, zoals ‘Een gedicht’ uit zijn poëziedebuut de Maagdenburgse halve bollen en andere gedichten (1968), dat een opsomming is van wat de inhoud van de twaalf versregels is, niet meer en niet minder. Uiteindelijk lijkt het een recept om als dichter zelf aan de slag te gaan. Gedichten, bestaande uit twaalf versregels, verdeeld in drie kwatrijnen en vijfvoetige versregels zijn favoriet bij hem. Hij heeft zich ontwikkeld tot een grootmeester in het toepassen van deze strakke vorm. Van ideologische  uitgangspunten en politieke standpunten in de poëzie moet hij niets hebben; stilistische hoogtepunten, daar houdt hij van. Gedichten zijn taalconstructies, ze worden gemaakt, in elkaar gezet, geknutseld. Ze komen niet uit een gevoel of sentiment aanrollen en dat ze gekunsteld zijn, is geen probleem. ‘Lichaam en geest’ uit de bundel Variété is een aardig voorbeeld. Het bevat twee acrostichons van de naam van de dichter. De twee gedichten zijn bizarre opsommingen van voornamelijk lichamelijke en geestelijke aandoeningen. In dezelfde bundel vinden we ook de zoveelste persiflage op Marsmans ‘Denkend aan Holland’, ditmaal als een vlijmscherp gedicht over geldzucht onder de titel ‘De binnenring van Holland’. Komrij bouwt zijn gedichten woord voor woord en regel voor regel op. Niet voor niets had hij veel belangstelling voor architectuur en heeft hij daarover met de nodige kritiek op de hedendaagse bouwkunst gepubliceerd.

Komrij is nergens zweverig wanneer het om het proces van het schrijven van poëzie gaat. Hij is geen poëtische beschrijver van de werkelijkheid, het gaat hem niet om een persoonlijke expressie van een innerlijk gevoel of sentiment. De lezer met een morele kwestie lastig vallen is helemaal uit den boze. Wat men ook van de gedichten van Komrij vindt, als dichter heeft hij een antwoord op zijn critici. De hierboven genoemde bundel Alle vlees is gras sluit af met het volgende dialooggedicht:

Afgeluisterde tweespraak

A
Waarom pronkt die Komrij toch steeds zo banaal
Met die verborgen bedoelingen? Z’n verhalen
Getuigen waarlijk van Schraalhans’ brabbeltaal
Met een ijselijke inslag van het anale.
’t Zijn koekoekszangen waar ik niet om maal.

B
’t Zijn lege spelen, Mijnheer, ’t is voos geklater.
En wat te zeggen van z’n malicieuze
Dédain? Hij verbeeldt zich op sterk water
Te schrijven tussen literaire gazeuse.
Zo’n hoogmoed bewaart hij maar voor later.

Wat een ironie als je jezelf als dichter zo wegzet en op deze wijze een bundel afsluit! Daar raak je als lezer even (of wat langer) van in de war.

In de poëzie van Komrij zijn voortdurend tegenstellingen te vinden. Het hoge staat tegenover het lage, het ongewone tegenover het gewone, het verkeerde tegenover het juiste. Veel van de poëtische werelden die Komrij schept, zijn gedeeltelijk of geheel absurdistisch en ontsproten aan een breidelloze fantasie. De gedichten van Komrij zijn volledig autonoom, de lezer zal vooral naar de tekst van het gedicht zelf moeten kijken. Het privéleven van Komrij koppelen aan de inhoud van zijn gedichten is gedoemd te mislukken. De autobiografische prozabundel Verwoest Arcadië (1980) geeft je meer kansen, wanneer je dat wil proberen.

De uitgave bevat achterin een goed verzorgde ‘Inhoudsopgave en verantwoording’. Eerste drukken en aantallen van de oplage worden vermeld, fouten in de uitgaven besproken en eerste en latere versies genoemd. Tevens is een ‘Register van beginregels en titels’ opgenomen. De gedichten van Gerrit Komrij zijn vrij gemakkelijk in deze bundeling van de gedichten van Komrij terug te vinden. Het werk is opgedragen ‘Aan C. H.’, zijn partner Charles Hofman. Alle gedichten is een fraai uitgegeven, geslaagde editie, die recht doet aan de betekenis van Gerrit Komrij als dichter.

Hoe meer je thuis raakt in de poëzie en in de poëtica van Gerrit Komrij, des te meer krijgt het slotvers ‘Modern gedicht’ van de bundel Variété een stekelige betekenis. Het is een gedicht dat bij veel dichters zal schuren: met name de dichters die op inspiratie hopen en wachten op de grote ingeving moeten het ontgelden. Ik kan erom glimlachen of is grijnzen een beter woord? Even terzijde, de slotgedichten van de verschillende bundels en gedichtenreeksen in Alle gedichten zijn op zich al bijzonder en altijd betekenisvol in relatie tot de bundel zelf, waarvan ze deel uitmaken.

Modern gedicht

Ik wacht.
Er gebeurt niets.
Ik wacht nog steeds.
Er gebeurt nog steeds niets.
Als ik maar lang genoeg blijf wachten
Zal er een eeuwigheid niets gebeuren.

In de twee slotverzen van ‘Modern gedicht’ zit het pure venijn van zijn authentieke dichterschap. Slechts enkele simpele woorden heeft hij nodig voor deze harde stellingname. Gerrit Komrij wachtte niet, hij ging aan de slag, een leven lang.

***
Gerrit Komrij (1944-2012) was dichter, schrijver, vertaler, criticus, polemist en toneelschrijver. Hij debuteerde in 1968 met de poëziebundel Maagdenburgse bollen en andere gedichten. In 1979 verscheen De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten, een bundel die een groot succes werd. Alle gedichten tot gisteren zag in 2004 het levenslicht. Komrij laat een enorm oeuvre na met poëzie, essays en romans. Ook zijn er veel bibliofiele uitgaven, soms in heel kleine oplagen, van zijn werk. Vanaf 1984 woonde hij met zijn partner Charles Hofman in Portugal. Van 2002 tot 2004 was hij Dichter des Vaderlands. Hij ontving vele prijzen voor zijn werk, waaronder in 1993 de P. C. Hooftprijs voor zijn beschouwend proza.

     Andere berichten

Jan Holman – Jaag de veulens weg

Het verleden als obstakel voor vernieuwing door Paul Roelofsen - - Een verontrustende titel, die bij mij direct de vraag opriep waarom...